Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29447/GA, 29 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:29-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29447/GA

            
Betreft    klager
Datum    29 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:
a.    de beslissing van de directeur om het spoedeisende terugbelverzoek van klagers advocaat op 12 juli 2022 niet door te geven aan klager (AE 2022/707);
b.    de beslissing van de directeur om het spoedeisende terugbelverzoek van klagers advocaat op 25 juli 2022 niet door te geven aan klager (AE 2022/609).

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 12 september 2022 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van in totaal €20,-. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. M.C. Coster in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Ten aanzien van terugbelverzoeken die spoed hebben hanteert de inrichting de op dat moment voorgeschreven Circulaire terugbelverzoeken middels voicemail van 31 augustus 2020. Daarin is opgenomen dat indien een advocaat met spoed in contact moet treden met zijn cliënt, hij dan de mogelijkheid moet hebben om daarvoor de receptie van de betreffende inrichting te benaderen. Hierbij dient de raadsman afdoende feiten en omstandigheden met betrekking tot de noodzaak te verstrekken, zodat de directeur een afgewogen beslissing kan nemen of de spoedsituatie inderdaad noopt tot direct contact.

De advocaat van klager heeft ten aanzien van beide spoedeisende terugbelverzoeken niet afdoende feiten en omstandigheden tot de noodzaak van het verzoek verstrekt, waardoor er geen beoordeling plaats heeft kunnen vinden of de (spoed)situatie inderdaad noopt tot direct contact. Dit is meerdere malen kenbaar gemaakt aan de advocaat van klager. 

Overigens volgt uit klagers belhistorie dat klager op 11 juli 2022 voor de duur van tien minuten telefonisch contact heeft gehad met zijn advocaat. Klager heeft op 13, 14 en 15 juli 2022 ook telefonisch contact gehad met zijn advocaat. Er is nimmer sprake geweest van een belemmering van het contact tussen klager en zijn advocaat. Het terugbelverzoek van 25 juli 2022 is, ondanks het uitblijven van afdoende feiten en omstandigheden met betrekking tot de noodzaak, op een later moment in behandeling genomen en doorgegeven aan klager.

Verzocht wordt beide klachten alsnog ongegrond te verklaren.

Standpunt van klager
Voor klager zijn respectievelijk op 12 juli en 25 juli 2022, gezien de spoedeisendheid hiervan, terugbelverzoeken bij de PI Alphen ingediend. Voorafgaand is eerst geprobeerd met klager contact te krijgen via het inspreken van de MyTelio voicemail, maar helaas werd hier geen gehoor aan gegeven. In reactie op beide verzoeken is door de inrichting aangegeven dat slechts in spoedeisende gevallen terugbelverzoeken worden doorgegeven en dat de vraag of het terugbelverzoek inderdaad spoedeisend is ter beoordeling is aan de inrichting. In reactie hierop is door de advocaat aangegeven dat de spoedeisendheid gezien de geheimhoudingsplicht op grond van de Advocatenwet niet nader onderbouwd kan worden en is opnieuw vriendelijk verzocht het spoedeisende terugbelverzoek alsnog aan klager door te geven. De inrichting heeft aangegeven het verzoek niet door te sturen, omdat zij zonder onderbouwing niet kunnen beoordelen of het terugbelverzoek ook daadwerkelijk spoed heeft.

In de eerste plaats is het stellen van de eis dat een terugbelverzoek met feiten en omstandigheden moet worden onderbouwd in strijd met de Advocatenwet en de Gedragsregels Advocatuur en/of onredelijk en onbillijk. Daarnaast is het bij uitstek aan de advocaat als professionele partij om vanuit diens hoedanigheid te beoordelen of een terugbelverzoek spoedeisend is of niet. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat “wanneer door een advocaat aan een gedetineerde het verzoek wordt gedaan telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vaststaat”. Dit geldt eens te meer als door de advocaat wordt aangegeven dat het terugbelverzoek spoedeisend is. De Circulaire terugbelverzoeken middels voicemail van 31 augustus 2020 is dan ook in strijd met de wet.

Het telefonisch contact tussen klager en zijn advocaat op 13 en 14 juli 2022 heeft niet plaatsgevonden omdat de inrichting het terugbelverzoek heeft doorgegeven. Uit de mailwisseling in het dossier volgt dat de inrichting dit verzoek niet heeft doorgegeven. Daags na het spoedeisende terugbelverzoek van 25 juli 2022 heeft geen contact tussen klager en zijn advocaat plaatsgevonden.

Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt de gedetineerde in staat gesteld met geprivilegieerde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en gelegenheid bestaat. Door als eis te stellen de noodzaak van het terugbelverzoek met feiten en omstandigheden te moeten onderbouwen alvorens een terugbelverzoek wordt doorgegeven, gaat de directie verder dan de wet toelaat. 

Verzocht wordt de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

 

3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Uit het dossier komt onweersproken naar voren dat de spoedeisende terugbelverzoeken van klagers raadsvrouw op 12 en 25 juli 2022 niet zijn doorgegeven aan klager, omdat de directeur de spoedeisendheid van de verzoeken naar eigen zeggen niet kon beoordelen zonder nadere toelichting van de advocaat over de feiten en omstandigheden. Volgens de advocaat is het moeten onderbouwen van de terugbelverzoeken in strijd met de geheimhoudingsplicht op grond van de Advocatenwet en de Gedragsregels Advocatuur. De beroepscommissie is van oordeel dat de klachten zijn gericht tegen een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag open staat.

Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met geprivilegieerde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en gelegenheid bestaat. Uit de wettelijke geheimhoudingsplicht voor advocaten – als bedoeld in artikel 11a van de Advocatenwet – volgt dat voor zover niet bij wet anders is bepaald, de advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennisneemt tot geheimhouding [is] verplicht. Dezelfde verplichting geldt voor medewerkers en personeel van de advocaat, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening.

In de ten tijde van de klachten geldende (en inmiddels vervallen) Circulaire Terugbelverzoeken middels voicemail van 31 augustus 2020, kenmerk 3014987 (hierna: de Circulaire) is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald ten aanzien van spoedeisende terugbelverzoeken:
“Spoedvoorziening bij acute noodsituatie
Indien een raadsman met spoed in contact moet treden met zijn cliënt, dan moet hij de mogelijkheid hebben om daarvoor de receptie van de betreffende PI te benaderen. Hierbij dient de raadsman afdoende feiten en omstandigheden met betrekking tot de noodzaak te verstrekken, zodat de directeur van de PI een afgewogen beslissing kan nemen of de spoedsituatie inderdaad noopt tot direct contact. Deze beoordeling door de directeur is onderhevig aan beklag en beroep door de justitiable (sic.).

In beginsel geldt hierbij dat het dagprogramma van een justitiabele slechts in uitzonderlijke omstandigheden zal worden onderbroken. Het uitgangspunt is immers dat er gedurende de dag voor een justitiabele voldoende momenten zijn om bezoek te ontvangen en te kunnen bellen (inclusief het kunnen uitluisteren van eventuele voicemailberichten).”

De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de terugbelverzoeken van de raadsvrouw niet heeft kunnen doorgeven nu de verzoeken niet met feiten en omstandigheden zijn onderbouwd, waardoor de directeur de spoedeisendheid van de verzoeken niet heeft kunnen beoordelen. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het bepaalde in de Circulaire – dat de raadsman afdoende feiten en omstandigheden met betrekking tot de noodzaak dient te verstrekken, zodat de directeur een afgewogen beslissing kan nemen of de spoedsituatie inderdaad noopt tot direct contact met de gedetineerde – in strijd met hogere wetgeving, te weten artikel 11a van de Advocatenwet. De directeur had gelet op de geheimhoudingsplicht van de raadsvrouw haar niet om een nadere motivering bij haar terugbelverzoeken mogen vragen, nu zij reeds aangaf dat haar terugbelverzoek spoedeisend was. Het is bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie dat indien door een advocaat aan een gedetineerde – via de receptie van de inrichting – het verzoek wordt gedaan om telefonisch contact op te nemen, daarmee als uitgangspunt de noodzaak tot telefonisch contact voldoende vaststaat (zie bijvoorbeeld RSJ 1 maart 2013, 12/3913/GA en 12/4042/GA en RSJ 2 januari 2012, 11/2714/GA).

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht gegrond heeft verklaard en kan de beroepscommissie zich ook verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 29 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven