Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2347/GV, 8 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2347/GV

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Klunder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft in detentie in verband met verdenking van poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, meer subsidiair openlijke geweldpleging tegen drie personen. Bij deze
strafzaak zijn drie broers van klager en een kennis betrokken. Klagers raadsman weet dat een van die broers wel algemeen verlof verleend heeft gekregen, terwijl ook een andere broer van klager verlof krijgt verleend. De kennis van klager is inmiddels
in
vrijheid gesteld door de rechtbank. Klager begrijpt daarom niet dat, terwijl ten aanzien van hem en zijn broers en kennis dezelfde strafrechtelijke feiten voorliggen, er ten aanzien van hem negatief wordt geadviseerd in verband met mogelijke
slachtofferconfrontatie. Dit gevaar bestaat immers ook ten aanzien van klagers broers. Dat geldt eveneens voor de kans op grote maatschappelijke onrust, kennelijk was dat geen reden om een verlofaanvraag voor klagers broers af te wijzen. Klager is van
mening dat hij, terwijl de omstandigheden gelijk zijn, ongelijk wordt behandeld. Klager verzoekt met spoed om een beslissing, omdat hij over niet al te lange tijd in vrijheid zal worden gesteld. Klager verzoekt de beroepscommissie daarnaast om hem een
financiële tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een verlofaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de door de inrichting bij de verlofaanvraag aangeleverd stukken, waaronder de daarbij gevoegde adviezen. Er kan daarbij sprake zijn van verschillende adviezen, terwijl de omstandigheden qua delict
hetzelfde zijn. In klagers geval is het verlof op basis van die adviezen afgewezen. Overigens is al eerder geoordeeld dat klager niet in aanmerking komt voor regimaire vrijheden. Hij is immers in een gevangenis zonder regimaire verlofmogelijkheden, als
bedoeld in artikel 20, tweede lid van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, geplaatst. De omstandigheid dat klager zich in de inrichting goed gedraagt doet maakt de zwaarte van de adviezen niet anders.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de locatie Bankenbosch heeft niet geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven bezwaar te maken tegen de verlening van verlof. Klager is in eerste aanleg veroordeeld en de officier van justitie heeft beroep ingesteld tegen dat vonnis, zulks in verband met de hoogte van de opgelegde straf.
Daarnaast zou eventueel verlof thans, gelet op de ernst van het door klager gepleegde feit, grote maatschappelijke onrust kunnen veroorzaken.
De politie Fryslân heeft negatief geadviseerd ten aanzien van eventueel te verlenen verlof in verband met mogelijke slachtofferconfrontatie en omdat klager dan mogelijk contact zal zoeken met de medeplegers van het door hem gepleegde delict.

3. De beoordeling
Klager verblijft in voorlopige hechtenis naar aanleiding van een veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van één jaar met aftrek, wegens poging doodslag in vereniging gepleegd. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 17 oktober 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal (vooralsnog) één verlofaanvraag indienen.

Uit de – in het advies van de directeur – opgenomen adviezen van het openbaar ministerie en de politie komt naar voren dat klager – in eerste aanleg – is veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict, waarbij de officier van justitie zich kennelijk niet
kan verenigen met de opgelegde strafmaat. Ook de politie heeft aangegeven bezwaren te hebben met een verlofverlening, zulks enerzijds in verband met mogelijke contacten met – kennelijk in vrijheid verblijvende – mededaders en anderzijds in verband met
mogelijke slachtofferconfrontatie. Op zich zouden de in die adviezen vermelde omstandigheden voldoende aanleiding kunnen geven voor een afwijzing van het verlofverzoek.
Uit de inlichtingen van het Gerechtshof te Leeuwarden heeft de beroepscommissie evenwel vernomen dat daar nog geen zittingsdatum is bepaald voor de behandeling van het beroep van de officier van justitie. Gelet daarop is vooralsnog aannemelijk dat
klager op 17 oktober 2008 in vrijheid zal worden gesteld. Daarom kunnen de door het openbaar ministerie en de politie aangevoerde omstandigheden de bestreden afwijzing van het verzoek om algemeen verlof niet dragen. De daarin vermelde belangen wegen
immers niet op tegen het belang van klager om zich – door middel van een algemeen verlof – voor te bereiden op zijn naderende invrijheidstelling. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris – bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen – niet redelijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen om terstond een nieuwe beslissing te
nemen.
De beroepscommissie acht, nu de gevolgen van de vernietigde beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op terstond een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
Zij kent geen financiële tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven