Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1446/GB, 9 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1446/GB

Betreft: [klager] datum: 9 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juni 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing en de uitspraken van de voorzitter van de beroepscommissie van 27 mei 2008 en 17 september 2008 op de schorsingsverzoeken met de kenmerken 08/1233/SGA en 08/2308/SGB.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 27 december 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Fleddervoort te Veenhuizen. Op 28 mei 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Ter Apel, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 29 augustus 2008, met nummer K 8121/08/NB, van de beklagcommissie bij de z.b.b.i. De Fleddervoort, is klagers beklag (voor zover) betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel
en de mededeling dat klager zou worden voorgedragen voor overplaatsing, gegrond verklaard. De directeur is in beroep gekomen zodat deze uitspraak niet onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil de behandeling van het beroep van de directeur tegen de beslissing van de beklagcommissie niet afwachten en verzoekt de beroepscommissie om het beroep tegen de beslissing op het bezwaar thans af te doen.
De beklagcommissie heeft vastgesteld dat de beslissing van de directeur, op grond waarvan is overgegaan tot voordracht voor de overplaatsing, is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Klager heeft problemen gehad met een ploegbaas bij zijn
werkgever, welke hebben geleid tot zijn ontslag op 16 mei 2008. Op die dag had klager schouderklachten. Daarom droeg hij toen minder zware lasten. De ploegbaas kon zich daar niet mee verenigen en droeg aan klager op nog zwaardere lasten mee te nemen.
Naar aanleiding daarvan is toen een discussie ontstaan over de veiligheidsvoorschriften, die volgens klager niet werden nageleefd. Klager is daarop door de ploegbaas op staande voet ontslagen en van het werk gestuurd. Een en ander is waargenomen door
een medegedetineerde die daar ook werkte en eveneens een aanvaring had met de betreffende ploegbaas. Die medegedetineerde en klager zijn vervolgens naar het hoofdkantoor van de werkgever gegaan. Na het invullen van zijn werkbriefje kwam klager de
directeur van het bedrijf tegen. Klager vroeg de directeur om het ontslag ongedaan te maken. Dit werd geweigerd. Toen de directeur van het bedrijf ook nog het aantal gewerkte uren op het werkbriefje ging veranderen ontstond er tussen klager en de
directeur een pittige discussie, waarbij klager de directeur met een aantal misstanden in het bedrijf heeft geconfronteerd. Klager ontkent de directeur of de ploegbaas toen te hebben uitgescholden of bedreigd. Klager is vervolgens - hij had inmiddels
zijn 36-urige werkweek vol gemaakt - met weekeindverlof gegaan. Dit kan ook blijken uit de betreffende verlofstaat, waarin staat vermeld dat hij tijdens het weekeind regulier verlof heeft gehad. Niet is vast komen te staan dat klager op grond van de
arbeidsovereenkomst verplicht zou zijn incidenten op het werk direct te melden. Klager heeft een en ander niet direct gemeld omdat bij de betreffende werkgever vaker incidenten voorvielen en dat dit voor de inrichting nooit een probleem was. De
betrokken gedetineerden kregen dan zonder problemen ander werk. Hij heeft het betreffende incident bij terugkeer in de inrichting niet bewust verzwegen. Bij binnenkomst was voor hem duidelijk dat de directeur op de hoogte was van een en ander. Hij
heeft
de eerdergenoemde medegedetineerde gevraagd zijn verhaal te doen bij een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er). Dat is door die gedetineerde ook gedaan. Overigens staat vast dat de inrichting op 16 mei 2008 om 10.00 uur al op de hoogte was gesteld
van het ontslag. Klager kan zich vinden in de hem opgelegde ordemaatregel omdat er inderdaad noodzaak was voor onderzoek. Nu de beslissing tot overplaatsing naar een andere inrichting feitelijk is genomen op dezelfde gronden als die voor de oplegging
van de disciplinaire straf, waartegen beklag is ingediend en welk beklag door de beklagcommissie gegrond is verklaard, kan ook de beslissing van de selectiefunctionaris niet in stand blijven. Verzoeker heeft een belang bij een snelle afhandeling van
het
beroep omdat verzoeken om verlof of overplaatsing (naar een inrichting met een minder beveiligingsniveau) niet voor toewijzing in aanmerking komen zolang op het onderhavige beroep niet is beslist. Klager heeft in deze zaak tevens een kort geding
aangespannen, waarin hij niet-ontvankelijk is verklaard omdat de Pbw een met voldoende waarborgen omklede spoedprocedure kent.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was tijdens zijn verblijf in de z.b.b.i. De Fleddervoort tewerkgesteld bij een externe werkgever. Hij heeft zich daar niet correct gedragen. Hij heeft zijn ploegbaas uitgescholden, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat hij op 16 mei 2008 om 10.00
uur op staande voet werd ontslagen. Na dat ontslag is hij niet direct teruggekeerd naar de inrichting maar hij is toen rechtstreeks met weekeindverlof gegaan. Bij zijn terugkeer in de inrichting op zondagavond heeft klager een en ander niet gemeld. De
directeur van de z.b.b.i. achtte hem daardoor niet langer geschikt voor een verblijf in een z.b.b.i. Klager zou niet goed met de hem verleende vrijheden om kunnen gaan.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, komt in aanmerking voor plaatsing in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap.

4.3. Vastgesteld kan worden dat klager op 16 mei 2008, naar aanleiding van een voorval bij zijn werkgever, op staande voet is ontslagen bij die werkgever en dat hij vervolgens met weekeindverlof is gegaan zonder dat ontslag zelf aan de inrichting te
melden. Daarnaast kan worden vastgesteld dat klager bij terugkeer in de inrichting op 18 mei 2008 zelf geen melding heeft gemaakt van dat ontslag op staande voet.
Deze omstandigheden kunnen – mits een en ander voldoende aannemelijk wordt geacht – voor de directeur aanleiding geven voor het opleggen van een disciplinaire straf en het voordragen van klager voor herselectie voor een inrichting met een normaal
beveiligingsniveau. Voor zover die feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn kunnen deze voor de selectiefunctionaris aanleiding geven om klager in het kader van dat herselectievoorstel over te plaatsen naar een normaal beveiligde inrichting.
De beklagcommissie heeft het beklag van klager – voor zover het betrekking had op de hem opgelegde disciplinaire straf en het overplaatsingsvoorstel – gegrond verklaard. Die uitspraak is evenwel niet onherroepelijk omdat de directeur daartegen beroep
heeft ingesteld en op dat beroep nog niet is beslist.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kon de selectiefunctionaris – op basis van de toen bij hem voorhanden zijnde gegevens – in redelijkheid oordelen dat klagers gedrag op 16 mei 2008 aanleiding was voor een ontslag op staande voet. Dat kan op zich
voldoende reden zijn voor een herselectie naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau. Daarbij telt nog mee dat klager zich na dat ontslag – waarmee hij het kennelijk niet eens was – niet per ommegaande heeft gemeld bij de inrichting maar
direct met weekeindverlof is gegaan, terwijl hij dat ontslag ook bij terugkeer in de inrichting (na het weekeindverlof) niet zelf heeft gemeld. Een en ander rechtvaardigt het oordeel ten tijde van de selectiebeslissing dat er onvoldoende vertrouwen is
dat klager op een goede wijze met de hem verleende regimaire vrijheden kan omgaan. Gelet daarop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
De gegrondverklaring van het beklag door de beklagcommissie doet daaraan niet af nu die uitspraak nog niet onherroepelijk is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 oktober 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven