Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34782/GA, 21 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34782/GA

Betreft [klager]

Datum 21 februari 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de omstandigheid dat een medewerker van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) na een ongeluk niet heeft gecontroleerd hoe het met klager ging;

b.  de omstandigheid dat een medewerker van DV&O niet aan de PI Arnhem heeft gemeld dat een ongeluk heeft plaatsgevonden.

De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 6 juli 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €7,50 (A-2023-166). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. S.R. van Laar in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet kan beklag worden ingesteld tegen een beslissing van de directeur. Tegen de handelswijze van een medewerker kan alleen beklag worden ingesteld als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Niet ter discussie staat dat het busje waarin klager werd vervoerd een aanrijding heeft gehad terwijl klager achterin zat. Klager stelt dat de medewerkers van DV&O na de aanrijding hebben nagelaten om te controleren of hij in orde was. Op geen enkel moment zijn de deuren van het busje geopend om te verifiëren of klager (fysiek) iets mankeerde en ook is hem dat niet gevraagd. Daarnaast hebben de medewerkers van DV&O volgens klager nagelaten om het ongeluk te melden bij de PI Arnhem.

Het – vermeend – niet navragen of klager ongedeerd is na de aanrijding en het niet informeren van de PI Arnhem door een personeelslid van DV&O kunnen geen structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur zijn. Het gaat hier om bejegening (eerder werd dergelijk handelen ook wel ‘puur feitelijk handelen’ genoemd). Daartegen kan volgens vaste jurisprudentie niet worden geklaagd.

De beroepscommissie overweegt in dat verband nog dat klager het ongeluk zelf kon melden en dit ook heeft gedaan.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag. De grond voor de aan klager in beklag toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is op 21 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris                                                                voorzitter

Naar boven