Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37598/TB, 25 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37598/TB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    25 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 november 2023 beslist klager over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere.

Klagers raadsman, mr. I. Rigter, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 17 januari 2024 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
[…] was van de zijde van verweerder als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Verweerder heeft niet in redelijkheid kunnen beslissen om klager vanuit de locatie De Wierde van de Van der Hoeven Kliniek over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek. Het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoeven Kliniek en de overplaatsingsbeslissing lijken niet te zijn ingegeven door de in artikel 6.2 van de Wet forensische zorg (Wfz) genoemde eisen die verweerder in zijn overwegingen dient te betrekken. Klager heeft een persoonlijk belang om in afwachting van zijn plaatsing in een voorziening voor langdurige forensisch psychiatrische zorg (LFPZ-voorziening) niet te worden overgeplaatst naar een andere instelling. Klager is gehecht aan De Wierde, haar bewoners en medewerkers. Hij stelde zich daar volgens het overplaatsingsverzoek goed begeleidbaar op, hield zich aan afspraken en stelde zich naar personeel voornamelijk correct en zelfs vriendelijk op. Hij had het daar niet slecht. Het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoeven Kliniek lijkt veeleer voort te komen uit de belangen van de kliniek en haar medewerkers daar klager aandacht heeft gevraagd voor het naleven van de regels die voortvloeien uit de AVG-richtlijn en aangifte tegen de kliniek heeft gedaan. Volgens klager was de samenwerking tussen hem en de kliniek niet duurzaam ontwricht. De kliniek plaatst zich in de slachtofferrol, omdat klager bezig zou blijven met zijn strijd, maar de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft gezegd dat de kliniek met de ochtendbulletins moest stoppen. De kliniek stelt zich echter boven de wet omdat zij koste wat het kost wil vasthouden aan haar behandelvisie en het daarop gebaseerde beleid. Klager betwist dat hij met opzet incidenten heeft veroorzaakt om in het ochtendbulletin te komen en dit te gebruiken in zijn strijd tegen de instelling. Klager heeft altijd op correcte wijze aandacht gevraagd, ook na de uitspraak van de AP, en dit kan dan ook geen juiste grondslag voor de genomen overplaatsingsbeslissing zijn. De Van der Hoeven Kliniek had, net als klager, de juridische strijd zakelijk moeten benaderen, zonder dat dit in de weg hoefde te staan aan correct contact tussen de kliniekmedewerkers en klager. 
De door de instelling tegen klager gedane aangifte vanwege het ter beschikking stellen van ochtendbulletins aan zijn toenmalige advocaat is inmiddels geseponeerd. 
Klager past zich gemakkelijk aan, waardoor het ook in de Oostvaarderskliniek goed met hem gaat. Hij vertoont in de Oostvaarderskliniek echter hetzelfde gedrag als hij, ook na de uitspraak van de AP, in de Van der Hoeven Kliniek heeft vertoond.
Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard. De gevolgen van de overplaatsingsbeslissing zijn niet meer ongedaan te maken, zodat klager een tegemoetkoming toegekend dient te worden.

Standpunt van verweerder
Verweerder heeft gerechtvaardigd kunnen beslissen tot overplaatsing van klager naar de Oostvaarderskliniek. Uit het overplaatsingsverzoek van de Van der Hoeven Kliniek van 21 november 2022 volgt dat de samenwerking tussen de kliniek en klager duurzaam is ontwricht waardoor een overplaatsing geïndiceerd is. Klager is gedurende zijn verblijf in de kliniek verschillende juridische procedures gestart tegen de instelling en/of medewerkers van de instelling. Klager heeft een klacht ingediend bij de AP. Ook heeft klager aangifte gedaan tegen De Forensische Zorgspecialisten (DFZS), de stichting waar de locaties van de kliniek deel van uitmaken. Ook klaagt klager over de verlofprocedure en de behandeling van de aanvraag in het multidisciplinaire overleg, over de behandeling van de evaluatieprocedure in het multidisciplinaire overleg en klaagt hij bij de klachtenfunctionaris en vervolgens bij de Geschillencommissie over de procedure behandeling verlofaanvraag. Klager is door de AP deels in het gelijk gesteld betreffende zijn klacht over het dagelijkse kliniekbulletin, waarmee kliniekmedewerkers en patiënten ten behoeve van de handhaving van de orde en de veiligheid geïnformeerd werden. Op twee locaties (De Wierde en De Voorde) zijn aanpassingen gedaan waardoor berichtgeving over individuele patiënten niet meer herleidbaar is. De Van Der Hoeven Kliniek heeft zich juist heel professioneel opgesteld, maar klager volhardt daarna in zijn strijd door te dreigen met het starten van een kortgedingprocedure en een procedure tegen BIG-geregistreerden. Ook geeft hij aan de media op te willen zoeken. Het starten van en dreigen met nieuwe procedures zet de samenwerking onder druk. Zijn juridische strijd heeft een duurzaam ontwrichtend effect op het behandelmilieu waardoor stagnatie in de samenwerking is ontstaan en verder verblijf in De Wierde niet meer doelmatig is. Om deze reden is gevraagd klager over te plaatsen naar een andere kliniek. Verder heeft klager te kennen gegeven met opzet juridische procedures uit te lokken. Eind september 2023 veroorzaakt klager bijvoorbeeld twee incidenten waardoor hij, volgens kliniekbeleid, op het zogenoemde ochtendbulletin komt te staan. Klager geeft aan dat hij daarmee een situatie wilde creëren om het betreffende ochtendbulletin vervolgens te kunnen gebruiken in zijn juridische strijd tegen de instelling. Klager dreigt ook nieuwe procedures te zullen starten tegen de kliniek en behandelaren. De strijd van klager tegen de kliniek zet zich dus voort en wordt nu persoonlijker. Hij bemoeilijkt hiermee de verdere samenwerking en het verblijf binnen de instelling. Hoewel klager functioneel in het contact lijkt, is hij het afgelopen jaar continu bezig met het vinden van redenen om zijn strijd te voeden tegen de behandelvisie van de instelling en diens betrokken behandelaren. 
Dat klager stelt dat hij enkel wordt overgeplaatst omdat hij aandacht vraagt voor de AVG-richtlijn, is daarom een onjuiste voorstelling van zaken. Het is het duurzaam ontwrichtend effect van de juridische strijd van klager jegens de instelling en de behandelaren die de samenwerking ernstig heeft verstoord en een overplaatsing geïndiceerd maakt. In een andere instelling kan klager wel in de samenwerking met het behandelteam zijn. Het is daarom ook in het belang van klager om te worden geplaatst in de Oostvaarderskliniek. De overplaatsing naar de Oostvaarderskliniek is ter overbrugging tot aan plaatsing in een LFPZ-voorziening. Klager staat op de vierde plaats op de wachtlijst voor plaatsing in een LFPZ-voorziening. Het is van algemene bekendheid dat de wachtlijst voor plaatsing in een LFPZ-voorziening lang is. Dit gegeven in samenhang met de duurzaam ontwrichte samenwerking, maakt dat een overplaatsing van klager naar een LFPZ-voorziening niet afgewacht kan worden en dat op dit moment de overplaatsing naar de Oostvaarderskliniek geïndiceerd is. Daarbij is wel voldaan aan de eisen van artikel 6.2 van de Wfz. In RSJ 16 mei 2022, 21/24437/TB en 22/25294/TB was ook sprake van een overplaatsing van een ter beschikking gestelde naar een andere kliniek vanwege een duurzame ontwrichting van de samenwerking.
Uit navraag bij de Oostvaarderskliniek volgt dat klager daar op zijn op zijn plek lijkt te zitten. Hij heeft goed contact met het personeel en medepatiënten, doet mee aan groepsmomenten en gaat naar de werkzaal. 

 

3. De beoordeling
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Aan klager is de LFPZ-status toegekend.

Op grond van artikel 6.2 van de Wfz moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a.    de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b.    de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c.    de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Uit de stukken komt naar voren dat de Van der Hoeven Kliniek geen behandelmogelijkheden meer zag en klager intern in de longcarevoorziening De Wierde is geplaatst vanwege de toegekende LFPZ-status en de onwenselijkheid om een behandelplek bezet te houden.  
Op 20 november 2023 heeft verweerder op verzoek van de Van der Hoeven Kliniek besloten klager ter overbrugging tot aan het moment van plaatsing in een LFPZ-voorziening over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek, vanwege de aanhoudende juridische strijd van klager tegen de instelling en de behandelaren. De samenwerking tussen klager en de instelling is wat betreft de Van der Hoeven Kliniek door die strijd ernstig verstoord en duurzaam ontwricht geraakt. De enkele stelling van klager dat hij dat anders ziet, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder er niet in redelijkheid van uit heeft mogen gaan dat de instelling geen grond meer zag voor samenwerking met klager, die niet alleen de strijd aanging over de ochtendbulletins, maar bijvoorbeeld ook over de door de instelling gevolgde verlofprocedure. Niet valt in te zien hoe sprake kan zijn van een goede samenwerking van beide kanten als klager het blijvend oneens is met de behandelvisie van de Van der Hoeven Kliniek en behandelaren.
Verweerder heeft daarom gerechtvaardigd kunnen beslissen om klager over te plaatsen naar de Oostvaarderskliniek in afwachting van de plaatsing van klager in een LFPZ-voorziening waarvoor hij op de vierde plek van de wachtlijst staat en een dergelijke plaatsing nog lang kan duren.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 25 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. W.M. van der Vlist, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven