Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31159/TA, 22/31160/TA, 22/31163/TA, 22/31164/TA en 22/31165/TA, 24 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/31159/TA, 22/31160/TA, 22/31163/TA, 22/31164/TA en 22/31165/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    24 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a.    de vermissing van zijn eigendommen na de overplaatsing naar de locatie Vught 
(PV 2021/21), 22/31159/TA;
b.    het inzien en (het voortduren van) de inbeslagname van klagers notitieboekje sinds november 2021 (PV 2021/22), 22/31160/TA;
c.    de inbeslagname van klagers spelcomputer(s) op 20 januari 2022 en 20 april 2022 en de inbeslagname van foto’s op 20 en 28 april 2022 (PV 2022/09), 22/31163/TA;
d.    de vermissing van scheermesjes, een kammetje en een schoonmaakspatel 
(PV 2022/25), 22/31164/TA;
e.    de schade aan zijn Rolex-box (PV 2022/28), 22/31165/TA.

De beklagrechter bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 
13 december 2022 – in afzonderlijke uitspraken – alle klachten inhoudelijk ongegrond verklaard en de klachten onder b en c formeel gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van respectievelijk €7,50 en €22,50. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 23 juni 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Na de zitting heeft de beroepscommissie mr. P.P. van Rhijn gevraagd of hij klager in het beklag onder a – de beroepszaak met kenmerk 22/31159/TA – als raadsman bijstaat en of hij nog schriftelijk wenst te reageren. Op 31 juli 2023 heeft mr. P.P. van Rhijn schriftelijk laten weten klager in voormelde zaak bij te staan. Klagers raadsman heeft zelf geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aanvullende reactie te overleggen. Hij heeft op verzoek van en namens klager niet alleen op beklag a maar ook op de overige klachten b tot en met e een aanvullende motivering van klager toegezonden. Nu de beroepscommissie alleen een nadere reactie heeft gevraagd wat betreft beklag a zal alleen de daarop ziende nadere motivering van klager worden meegenomen. De motivering ten aanzien van de overige klachten zal buiten beschouwing worden gelaten, nu de beroepscommissie daartoe geen gelegenheid heeft gegeven en die motivering ongevraagd is overgelegd.

De beroepscommissie betreurt dat de behandeling van klagers beroepszaken lang heeft geduurd en biedt partijen daarvoor haar verontschuldigingen aan.

 


2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
In het algemeen
Klager kan zich niet verenigen met de procedure bij de beklagrechter. Zo heeft hij pas twee dagen voorafgaand aan de zitting het dossier ontvangen. Hij en zijn raadsman zijn niet meer in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Klager heeft bewijzen aangevoerd. De beklagrechter oordeelt echter dat de instelling goed heeft gehandeld, maar dat is onjuist. Klager heeft schade en verlies geleden door onzorgvuldig en roekeloos handelen door de instelling. Er zijn door de instelling fouten gemaakt en de instelling is hierover niet bevraagd. Klager heeft het gevoel dat de beklagrechter alle klachten ongegrond heeft verklaard om er maar van af te zijn.

Beklag a
Klager miste een groot aantal spullen na zijn overplaatsing. Hoewel inmiddels verschillende spullen terecht zijn, mist klager nog bepaalde spullen. Ook zijn er spullen van hem in beslag genomen tijdens het inpakken van de dozen. Het afdelingspersoneel van de locatie Zeeland meent dat deze spullen van de afdeling zijn, terwijl dat niet het geval is. Het gaat daarbij onder meer om kookgerei van klagers overleden vader. Klager kookte op de locatie Zeeland zelf en diende daarvoor zijn eigen kookgerei te gebruiken. Dit is ten onrechte door het afdelingspersoneel in beslag genomen. Daarnaast zat tussen klagers dozen een aantal dozen van medeverpleegden. Verder betwist klager dat er sprake was van een openstaande rekening bij de houthal van locatie Zeeland. Hij heeft in het verleden daar enkel een offerte opgevraagd. Klager vindt het dan ook niet redelijk dat het bedrag is verrekend met zijn kruiden en aangebroken voedingswaren die hij niet mocht meenemen naar de locatie Vught. De instelling heeft bij het verrekenen zelf de waarde van de kruiden en de overige voedingswaren bepaald, wat klager niet eerlijk vindt.

Beklag b
In Zeeland had klager het notitieboekje al geruime tijd in zijn bezit. Het notitieboekje is in beslag genomen voordat klager en zijn ex-partner uit elkaar gingen. Er is door de instelling gehandeld op basis van wantrouwen en vermoedens die ongefundeerd zijn. Er is geen wettelijke grondslag voor de inbeslagname van het notitieboekje. In het notitieboekje staan onder meer telefoonnummers van klagers familieleden, zoals neven en nichten die in Suriname verblijven, en van vrienden. Ook staan er wachtwoorden in, waaronder van zijn Facebookaccount. Klager heeft getracht met de instelling in gesprek te gaan over de inbeslagname en het voortduren daarvan, maar de instelling blijft bij haar beslissing. 

Beklag c
Klagers PlayStation en foto’s van onder meer zijn ex-partner zijn in beslag genomen zonder dat daar een grond voor was. Al klagers spullen zijn al gecontroleerd na zijn overplaatsing naar Vught. De instelling kan een in beslag genomen voorwerp overhandigen aan een opsporingsambtenaar, met toestemming van de verpleegde vernietigen of laten uitvoeren. Klager meent dat zijn spullen niet zo lang in beslag gehouden kunnen worden. Daar kan hij zich niet mee verenigen. Voor het verwijderen van de bankpassen was het niet nodig om de box zo te beschadigen.

Beklag d
Klager begrijpt dat hij bepaalde voorwerpen niet op zijn kamer mag houden. Deze voorwerpen worden voor hem bewaard op het kantoor van het personeel. Klager had zijn spullen compleet in de verpakking zitten. Nu blijken er onderdelen vermist te zijn.

Beklag e  
Klager heeft voorafgaand aan de zitting de zorgmanager verzocht om de horlogebox aan hem te geven zodat hij deze ter zitting kon tonen. Hij heeft de box echter niet gekregen. In de box zit een soort plateau wat je omhoog kan tillen. Daaronder bevonden zich twee bankpassen. In Zeeland was men daarvan op de hoogte. Klager heeft daar ook met een personeelslid samen getelebankierd. Door het handelen van het personeel is het scharnier kapot en de stof gescheurd. De box en het horloge waren een cadeau van klagers overleden vader.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Beklag a
Voorafgaand aan klagers overplaatsing naar locatie Vught is er contact geweest met locatie Zeeland waarbij is aangegeven dat het van belang is dat er zorgvuldig met klagers spullen omgegaan diende te worden, mede gelet op het feit dat klager eerder klachten heeft ingediend met betrekking tot zijn persoonlijke voorwerpen. Het personeel van de locatie Zeeland heeft zorgvuldig al klagers spullen volgens het vier ogen-principe ingepakt en er zijn paklijsten opgesteld. De manager van de houthal heeft aangegeven dat er sprake was van een openstaande rekening bij de houthal. Deze rekening is vervolgens verrekend met onder meer klagers kruiden. Alle dozen zijn in bijzijn van klager uitgepakt. Verder wordt verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht.

Beklag b
Het notitieboekje van klager is ingezien door leden van het behandelteam op basis van de algemene controlebevoegdheid om de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde te onderzoeken op voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Het inzien van het notitieboekje geschiedde dus niet basis van een postmaatregel. In het notitieboekje staan onder meer telefoonnummers van onbekende vrouwen, waarover klager geen openheid van zaken heeft gegeven. Gelet op de inhoud van het notitieboekje heeft het behandelteam besloten om tot inbeslagname over te gaan, die tot op heden voortduurt. De risico’s zijn onveranderd, wat maakt dat het onverantwoord wordt geacht om klager te laten beschikken over het notitieboekje dan wel het notitieboekje te laten uitvoeren.  

Beklag c
Verwezen wordt naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht.

Beklag d
Bepaalde voorwerpen mag klager niet op zijn kamer hebben. Deze voorwerpen worden op de afdeling bewaard. Uit veiligheidsoverwegingen kan ervoor gekozen worden om niet het complete gebruiksvoorwerp te overhandigen maar een gedeelte daarvan. Als klager zijn tondeuse krijgt overhandigd, is dat niet de gehele set. Verder wordt verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht.

Beklag e
Verwezen wordt naar hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht. In aanvulling daarop is naar voren gebracht dat de box voorzichtig door het personeel is opengemaakt in het kader van onderzoek naar contrabande. De (mogelijke) beschadiging van de box in het kader van deze controle komt voor rekening van klager. 

 


3. De beoordeling
Voor zover door klager wordt geklaagd over de door de beklagrechter gevolgde procedure gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Beklag a
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter beklag a terecht ongegrond heeft verklaard. Naar het oordeel van de beroepscommissie is klagers stelling dat het afdelingspersoneel van locatie Zeeland een aantal van klagers spullen waaronder zijn kookgerei in beslag heeft genomen onvoldoende aannemelijk geworden. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. 

Beklag b
Uit het klaagschrift blijkt dat het beklag niet alleen is gericht tegen (het voortduren van) de inbeslagname van klagers agenda/notitieboekje, maar ook ziet op het inzien daarvan door het personeel. Klager stelt dat zijn recht op privacy hierdoor is geschonden. De beklagrechter heeft hier niet op beslist. De beroepscommissie zal dit om proceseconomische redenen zelf alsnog inhoudelijk beoordelen.  

Uit artikel 29, eerste lid, in verbinding met artikel 23, vijfde lid eerste en laatste volzin, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) volgt dat het hoofd van de instelling bevoegd is om de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde op de aanwezigheid van voorwerpen, die niet in zijn bezit mogen zijn, te onderzoeken. Indien bij dit onderzoek voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de verpleegde mogen zijn, is het hoofd van de instelling bevoegd om deze in beslag te nemen en onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde te bewaren.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de instelling komt naar voren dat in november 2021 bij klager een agenda/notitieboekje is aangetroffen met daarin onder meer telefoonnummers en adressen van onbekende – en zo begrijpt de beroepscommissie niet-gescreende – vrouwen. 
Na het aantreffen van expliciete foto’s op de Xbox van klager, in samenhang met de gegevens in dit notitieboekje en vanwege klagers delict sfeer is besloten tot inbeslagname van dit boekje. Het vermoeden bestaat dat klager de informatie uit zijn agenda/notitieboekje wil gebruiken om deze vrouwen onder druk te zetten. Het hoofd van de instelling daarom heeft besloten om klagers agenda/notitieboekje in beslag te nemen ter bescherming van de maatschappij en in het bijzonder van de vrouwen die in de agenda/het notitieboekje staan vermeld. De beroepscommissie begrijpt dat de inbeslagname tot op heden voortduurt.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de instelling de bevoegdheid heeft om in voorkomende gevallen een agenda/notitieboekje in te zien op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Bvt. 

Voorts acht de beroepscommissie de inbeslagname en het in bewaring nemen van klagers agenda/notitieboekje in het belang van de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat de inbeslagname van klagers agenda/notitieboekje en het voortduren daarvan niet onredelijk en onbillijk is. Daarbij is in aanmerking genomen dat klagers agenda/notitieboekje onder meer contactgegevens bevat van niet-gescreende vrouwen en het vermoeden bestaat dat klager de informatie uit zijn agenda/notitieboekje wil gebruiken om deze vrouwen onder druk te zetten.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk op klagers recht op privacy. 

De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Beklag c, d en e
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter beklag c, d en e terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagrechter aan te vullen of te wijzigen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, ten aanzien van beklag a en b met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 24 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. M.L. Plas, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven