Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35756/GM, 19 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35756/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de foto’s die in het ziekenhuis zijn gemaakt niet aan hem worden verstrekt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerkster, als waarneemster van klagers raadsvrouw mr. M.E. Broekert, en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 7 december 2023. De digitale verbinding met klager in de PI Dordrecht is niet tot stand gekomen. De beroepscommissie heeft besloten om de juridisch medewerkster en het hoofd zorg te horen en klager naderhand in de gelegenheid te stellen schriftelijk reageren op een verslag hiervan. Op 22 december 2023 is naar aanleiding van het verslag van horen een schriftelijke reactie van de raadsvrouw van klager ontvangen, die is gedeeld met het hoofd zorg. Er is geen nadere schriftelijke reactie van het hoofd zorg ontvangen. 
Drs. A.A.J. Jeurissen, lid van RSJ, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag is van belang dat klager vanaf de eerste keer dat hij foto’s heeft laten maken in het ziekenhuis, heeft verzocht om een kopie hiervan. Klager heeft een lange periode geen uitsluitsel gekregen op zijn verzoek en vervolgens heeft hij besloten om een medische beklagprocedure te starten, omdat de medische dienst dan wel  de inrichtingsarts verzuimde een beslissing te nemen over het al dan niet verstrekken van de foto’s. Pas tijdens de behandeling van de beklagzaak werd duidelijk dat de inrichting de foto’s niet wil verstrekken. 

De medewerkers van de medische dienst dan wel de inrichtingsarts hebben hun zorgplicht geschonden door de foto’s niet aan klager te verstrekken. Er is sprake van een onzorgvuldige besluitvorming en een motiveringsgebrek. Het uitgangspunt is inzage in het medisch dossier. De beslissing van de inrichtingsarts om de foto’s niet te verstrekken is dan ook in strijd met artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daar komt bij dat niet, dan wel onvoldoende is beargumenteerd waarom in dit geval wordt afgeweken van het inzagerecht. Ondanks klagers GVM (gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico)-status is verstrekking van de foto’s niet onmogelijk. Er kan een aangepaste versie worden verstrekt. De medisch adviseur heeft in zijn advies al aangegeven dat gedacht kan worden aan het afknippen van alle identificerende gegevens. Klager heeft zijn twijfels over de zorg die hem is geboden en hij wil een andere arts naar zijn dossier laten kijken om te laten beoordelen of zijn twijfels gegrond zijn. Klager is onlangs opnieuw naar het ziekenhuis geweest voor foto’s van zijn knie. Klager heeft toen direct een kopie meegekregen van deze foto’s. Het is dus wel mogelijk om een kopie van de foto’s te ontvangen. Dezelfde transportmedewerkers hebben bevestigd dat zij eerder ook een CD-ROM met de verzochte foto’s vanuit het ziekenhuis hebben ontvangen en hebben afgegeven bij de inrichting. Daarnaast heeft klager in het ziekenhuis geïnformeerd naar het contact tussen de inrichting en het ziekenhuis. Door het personeel in het ziekenhuis is aangegeven dat zij niet zijn benaderd door de inrichting om de foto’s te verstrekken. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager heeft herhaalde malen om de foto’s gevraagd en ze zijn er vanuit de medische dienst achteraan gegaan. De medische dienst heeft die foto’s niet in het bezit. Klager heeft een GVM-status en aliassen, die klager niet mag weten. Vanuit het ziekenhuis wordt de CD-ROM daarom uit veiligheidsoverwegingen niet verstrekt, omdat ze de gegevens daarop niet zwart kunnen maken of bewerken. Er zou nog gevraagd kunnen worden om een papieren kopie en daarvan de personalia af te knippen. Het hoofd zorg heeft deze praktische oplossing, die door de medisch adviseur in zijn verslag wordt overwogen, niet gezien. Voor zover door klager is gesteld dat de CD-ROM tijdens het BOT-transport zou zijn verstrekt aan medewerkers, wordt dit door het hoofd zorg, die dit heeft nagevraagd, betwist.     

3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Klager heeft aangegeven dat hij vanaf de eerste keer dat hij foto’s heeft laten maken in het ziekenhuis heeft verzocht om een kopie hiervan, maar dat hij geen uitsluitsel heeft gekregen op zijn verzoek en toen een medische klacht heeft ingediend. Uit de toelichting van het hoofd zorg ter zitting volgt dat klager herhaalde malen om de foto’s heeft gevraagd en dat ze er achteraan zijn gegaan, maar dat de foto’s uit veiligheidsoverwegingen niet zijn verstrekt. Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen. 

Inhoudelijk 
Artikel 7:456 van het BW bepaalt dat de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd (zo spoedig mogelijk) inzage in en afschrift van de gegevens uit het dossier verstrekt. Op grond van dat artikel heeft klager recht op inzage of een afschrift van zijn foto’s. Klager heeft om zijn foto’s verzocht maar deze niet ontvangen op grond van veiligheidsoverwegingen. De medisch adviseur heeft de suggestie gedaan om de foto’s uit te printen en alle identificerende gegevens eraf te knippen en na te denken over een plan over dit soort kwesties. Ter zitting heeft het hoofd zorg bevestigd dat de door de medisch adviseur geopperde praktische oplossingen niet zijn onderzocht. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie daarom van oordeel dat door de medische dienst onvoldoende inspanningen zijn verricht om klager gebruik te kunnen laten maken van zijn inzagerecht. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-. 


Deze uitspraak is op 19 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven