Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34244/GB, 13 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34244/GB
    
            
Betreft    klager
Datum    13 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 januari 2023 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 maart 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager 
De beslissing is in strijd met artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Verweerder is zijn ‘wettelijke’ boekje te buiten gegaan met klagers overplaatsing. De beslissing is ook niet in lijn met RSJ 22 december 2017, 17/1837/GB. De PI Leeuwarden ligt niet in het arrondissement van vestiging of een aanpalend arrondissement. Hoewel van klager geen arrondissement van vestiging bekend is, heeft verweerder nagelaten om dit te onderzoeken, terwijl dit makkelijk te achterhalen is via klagers casemanager. 

Daarnaast negeert verweerder klagers argumenten in de beroepschriften van 9 maart 2023 en 7 juni 2023. Klager heeft geen enkele binding met Friesland dan wel Leeuwarden. Klagers laatst bekende adres is in Rotterdam en hij heeft binding met de regio Amsterdam/Haarlem. Hij wil zich na zijn detentie ook vestigen in die regio. Om die reden was een overplaatsing naar het Justitieel Complex (JC) Zaanstad de juiste en meest logische keus geweest. Het JC Zaanstad ligt wel in een aanpalend arrondissement voor klager. 

Verweerder heeft klagers rechten – het meedraaien met het dagprogramma en het ontvangen van bezoek – gebruikt als plichten. Er wordt een slecht beeld geschetst van klagers persoon. Door media-aandacht wordt klager dagelijks bedreigd in de PI Leeuwarden. Hij heeft tijdens zijn detentie eerder verbleven in het JC Zaanstad en kan daar – in tegenstelling tot de PI Leeuwarden – verblijven op een luwteafdeling en zijn digitale strafdossier uit [land] (in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)) goed voorbereiden. 

Verder heeft verweerder acht dagen te laat op het bezwaar beslist. Hoewel de beroepscommissie over dit punt heeft geoordeeld in het beroep tegen de (fictieve) weigering van verweerder om op het bezwaar te beslissen, is verweerder niet opgedragen om klager naar het JC Zaanstad over te plaatsen en is er geen tegemoetkoming toegekend voor de onterechte overplaatsing naar de PI Leeuwarden. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
Uit de nota van toelichting bij artikel 25, zevende lid, van de Regeling volgt dat regionale plaatsing als uitgangspunt wordt genomen, omdat het bevorderlijk is voor een succesvolle re-integratie van gedetineerden. In klagers geval is sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot afwijking van het plaatsingsbeleid.

Klager werkt sinds de start van zijn detentie in 2014 op geen enkele manier (mee) aan zijn re-integratie. Hij trekt zich terug in zijn cel, houdt een omgekeerd dag- en nachtritme aan en heeft geen behoefte aan gesprekken of deelname aan het dagprogramma. Hij heeft altijd in het basisprogramma verbleven. Anders dan het benoemen dat klager zich na zijn detentie wil vestigen in Haarlem of Zaanstad, is er geen sprake van regiobinding. Een arrondissement van vestiging is niet duidelijk. Klager heeft tijdens zijn detentie nooit bezoek ontvangen van zijn sociale netwerk. Gelet op al deze omstandigheden heeft de rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2023 beslist dat klagers voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege wordt gelaten. 

Klager is in mei 2020 van het JC Zaanstad overgeplaatst naar de PI Leeuwarden, omdat tussen klager en het personeel van het JC Zaanstad een onwerkbare situatie was ontstaan. De PI Leeuwarden betrof een voorkeursinrichting van klager, omdat deze PI, naar eigen zeggen, goed bij hem zou passen. Vervolgens is klager – op eigen verzoek en om een frisse start te maken – in 2022 overgeplaatst van de PI Leeuwarden naar de PI Nieuwegein. Hierbij zijn voorwaarden voor de overplaatsing opgesteld, namelijk dat klager zou deelnemen aan het dagprogramma en dat hij bezoek zou ontvangen. Uit het selectieadvies van de PI Leeuwarden van 5 december 2022 blijkt dat klager akkoord is gegaan met deze voorwaarden. Bovendien heeft klager ook geen rechtsmiddel ingesteld tegen de selectiebeslissing van 5 december 2022, waarin de voorwaarden nogmaals genoemd stonden. Omdat klager zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden, is hij teruggeplaatst naar de PI Leeuwarden. 

 

3. De beoordeling
Overwegingen vooraf
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de PI Zwolle. Hij verblijft dus niet meer in de PI Leeuwarden. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Voor zover in beroep is aangevoerd dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar, overweegt de beroepscommissie dat dit punt al aan de orde is geweest in klagers beroep tegen de (fictieve) weigering van verweerder om op het bezwaar te beslissen. Zij gaat hier daarom niet verder op in.

Verder overweegt de beroepscommissie dat, voor zover klager met zijn beroep een plaatsing in het JC Zaanstad (heeft) wil(len) bewerkstelligen, hij daartoe een verzoek op grond van artikel 18 van de Penitentiaire beginselenwet kan indienen bij verweerder. 

Inhoudelijke beoordeling van het beroep  
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Nieuwegein. Op 6 januari 2023 is hij teruggeplaatst naar de gevangenis van de PI Leeuwarden, omdat hij zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden op grond waarvan hij was overgeplaatst naar de PI Nieuwegein. 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Van klager is geen vestigingsadres bekend. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak daarom geen rol van betekenis.

Uit de stukken blijkt dat klager op eigen verzoek - om een frisse start te maken – op 12 december 2022 is overgeplaatst van de PI Leeuwarden naar de PI Nieuwegein. Hierbij zijn voorwaarden voor de overplaatsing opgesteld, namelijk dat klager zou deelnemen aan het dagprogramma en dat hij bezoek zou ontvangen. Klager heeft aangegeven dat zijn familie in die regio woont en dat hij bezoek verwachtte te ontvangen. Klager heeft ingestemd met deze voorwaarden. Uit het selectieadvies van de PI Nieuwegein van 4 januari 2023 blijkt dat klager zich echter niet aan de voorwaarden heeft gehouden tijdens zijn verblijf in de PI Nieuwegein. Om die reden heeft de PI Nieuwegein aan verweerder verzocht om klager terug te plaatsen naar de PI Leeuwarden. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Verweerder heeft, gelet op de gemaakte afspraken met klager, namelijk in redelijkheid kunnen beslissen om klager terug te plaatsen naar de PI Leeuwarden. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 13 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven