Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32193/GA, 19 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32193/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    de beslissing van 17 november 2022 om hem te degraderen naar het basisprogramma (VU-2022-1523 en VU-2022-1535);
b.    de beslissing van 29 december 2022 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma (VU-2023-17).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 13 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en twee juridisch medewerkers bij de PI Vught gehoord op de zitting van 15 december 2023 in de PI Vught.
 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De voorzitter van de beklagcommissie is jarenlang werkzaam geweest als juridisch medewerker in de PI Vught. Dit wekt de schijn van partijdigheid. Het feit dat de beklagrechter zich meermaals uitsluitend kritisch opstelde jegens klager draagt hieraan bij. 

Klager erkent dat hij meerdere keren te veel spullen in zijn cel had. Tegelijkertijd ging het met name om handdoeken en theedoeken die hij opspaarde totdat de wasmachine vol zou zitten. Dit doet hij nu niet meer. Zijn mentor geeft daarnaast aan dat veel medegedetineerden bij klager koffie komen drinken en dan hun bekers vergeten mee te nemen. Dit verklaart het feit dat klager te veel kopjes in zijn cel had. Het teveel aan kleding heeft klager inmiddels uitgevoerd. Drie weken voor de degradatiebeslissing is hij gewaarschuwd dat hij niet meer te veel spullen in zijn cel mag houden. Dit heeft zich nadien ook niet meer voorgedaan. Toch is hij gedegradeerd naar het basisprogramma. Klager stond daarnaast onder de douche toen dat geoorloofd was. 

De beslissingen om klager te degraderen en niet te promoveren voldoen niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De incidenten zijn van een geringe ernst, waarbij geen inbreuk is gemaakt op de orde en nauwelijks op de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Van structureel ongewenst gedrag is bij klager nooit sprake geweest. Bovendien is geen sprake van opzettelijke gedrag. Klager is een modelgedetineerde en is gedurende zijn gehele detentie nooit in de problemen gekomen. Dit heeft de directeur ten onrechte niet meegewogen.
De beslissingen van de directeur zijn voorts niet gemotiveerd ten aanzien van de medische situatie van klager. Klager heeft driemaal een herseninfarct gehad, waardoor plannen en overzicht bewaren voor hem lastiger zijn geworden. Dit is vastgesteld door een arts en door de psychiater en psycholoog in de inrichting. Met deze psychische beperking is geenszins rekening gehouden, terwijl de (toelichting bij de) wet voorhoudt dat de directeur rekening moet houden met kwetsbare gedetineerden. Verder heeft de beklagcommissie niets overwogen over het feit dat klager arbeidsongeschikt is verklaard. Vanaf december 2021 wordt dit genoemd in de dagrapportages, evenals het feit dat klager een herseninfarct heeft gehad.

Ten tijde van de bestreden beslissingen had hij een mentor die hem (en ook andere gedetineerde op de afdeling van klager, zo is klagers raadsvrouw ambtshalve bekend) regelmatig onheus bejegende en hem afblafte. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij het insluiten als klager aan het bellen of aan het douchen was. De rapportages over zijn gedrag uit die periode zijn hard, niet invoelend en zelfs defensief. De nieuwe mentor van klager rapporteert juist zeer positief over hem en schrijft op 8 januari 2023 dat na gesprekken ‘‘is gebleken dat in het vorige MDO sommige dingen wel erg zwaar hebben meegewogen om hem niet te promoveren’’. 

Klager heeft begeleiding nodig. Vanaf 2 februari 2023 wordt hij door zijn huidige mentor of een ander personeelslid geholpen met het bewaren van overzicht in zijn cel door iedere week een lijstje met toegestane spullen met hem door te lopen. Zij houden dus wel rekening met de beperking van klager. Door deze eenvoudige oplossing zijn er geen problemen en lukt het klager om zich aan de regels te houden. Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de periode waarin hij onterecht in het basisprogramma heeft verbleven.

Standpunt van de directeur
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen telt het gedrag van de gedetineerde en zijn eigen verantwoordelijkheid zwaarder mee in het kader van de detentie en de re-integratie. Het gedrag van klager heeft consequenties. Hij is herhaaldelijk gewaarschuwd voor het feit dat hij zich niet aan de regels hield. Op 10 november 2022 is het multidisciplinair overleg (MDO) aangehouden, omdat het oordeel van de mentor niet duidelijk was. Een week later is met actuele input van de mentor alsnog (negatief) geadviseerd. De directeur heeft het gewenste en ongewenste gedrag tegen elkaar afgewogen en beslist om klager te degraderen en om hem niet te promoveren naar het plusprogramma. Klager heeft daarna gelegenheid gehad om zijn gedrag te verbeteren. De mentor staat hier verder los van. Twee penitentiair inrichtingswerkers hebben zo’n 48 gedetineerden onder hun hoede.

Of er een verband bestaat tussen het feit dat klager een herseninfarct heeft gehad en het feit dat hij instructies van het personeel niet opvolgt, is niet goed te zeggen. Medische informatie over klager kan de directeur niet zomaar inzien. Klager geeft zelf aan dat hij sociaal is aangelegd en dat er veel mensen bij hem komen koffiedrinken. Op een gegeven moment heeft hij zijn cel opgeruimd. Nu gaat het beter. De opmerkingen over de voorzitter van de beklagcommissie en de mentor zijn suggestief. 
 

3. De beoordeling
Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie (en met name over de persoon van de voorzitter) gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Relevant (wettelijk) toetsingskader
In artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is de beslissing tot promoveren en degradatie geregeld. De grondslag van deze beslissing vormt de mate waarin de gedetineerde verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Promoveren naar en het verblijf in het plusprogramma geschiedt op basis van het gedrag van de gedetineerde, waaronder zijn motivatie en inzet voor het verwezenlijken van zijn re-integratiedoelen, zoals vastgelegd in zijn detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) (Stcrt. 2014, nr. 4617 en Stcrt. 2020, nr. 49131). 

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur bij de beoordeling van het gedrag een belangenafweging te maken. Dit betekent dat de directeur niet alleen de feiten en omstandigheden van het (incidentele) ongewenste gedrag, maar ook het structurele gedrag van de gedetineerde (waaronder alle onderdelen van gewenst gedrag) dient mee te nemen in zijn afweging. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, deugdelijk en inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.

In de toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) is uitgelegd dat de gedrags- en re-integratiedoelen die in het D&R-plan worden geformuleerd maatwerk mogelijk maken. De wetgever heeft hierbij expliciet oog gehad voor gedetineerden die wel willen meewerken maar dat niet kunnen vanwege bijvoorbeeld een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis. Bij het opstellen van het D&R-plan en de beoordeling van het gedrag dient daarom rekening te worden gehouden met die problematiek. De persoonsgerichte aanpak houdt in dat gedetineerden de hulp en de begeleiding/ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Zo kunnen alle gedetineerden, ook kwetsbare gedetineerden, in aanmerking komen voor promotie naar het plusprogramma.

Overwegingen van de beroepscommissie
Uit het dossier blijkt dat met klager vaak is gesproken over het feit dat hij te veel spullen in zijn cel had en dat hij regelmatig te laat klaarstond voor activiteiten. Al vanaf april 2022 werd hij hiervoor gewaarschuwd. Vanaf augustus 2022 is in zijn D&R-plan vastgelegd dat hij zich aan de gemaakte afspraken diende te houden om in het plusprogramma te kunnen verblijven. Omdat klager zijn gedrag niet heeft verbeterd, is hij op 17 november 2022 gedegradeerd naar het basisprogramma. Op 29 december 2022 is beslist om klager niet naar het plusprogramma te promoveren. 

Klager is verantwoordelijk voor zijn gedrag. Het zich niet houden aan de (huis)regels wordt ingevolge Bijlage 1 van de Regeling aangemerkt als ongewenst gedrag. Klager stelt echter dat het hem niet lukt om zich aan de regels te houden vanwege zijn medische/psychische problematiek. De beroepscommissie constateert dat de problematiek van klager niet is betrokken in de door de directeur gemaakte belangenafweging in het kader van de degradatiebeslissing en de niet-promotie-beslissing. 

Uit het dossier, waaronder het hierboven weergegeven standpunt van klager, ontstaat het beeld dat van klagers kant geen sprake is van opzettelijk handelen, maar dat zijn problematiek – die de directeur niet betwist – hem belemmert om zich aan de regels te houden. Het komt de beroepscommissie niet onaannemelijk voor dat klager handelt naar vermogen en dat hij begeleiding behoeft, specifiek ten aanzien van de hoeveelheid spullen die hij in zijn cel mag houden en het op tijd klaarstaan voor activiteiten. Klager stelt onweersproken dat hij deze begeleiding niet kreeg in de periode waarin zijn gedrag werd beoordeeld. Uit het dossier blijkt dit evenmin. Daarnaast laat klager op alle overige onderdelen gewenst gedrag zien.

De beroepscommissie is, in het licht van voorgaande overwegingen, van oordeel dat de directeur niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Weliswaar heeft klager gedurende langere tijd gelegenheid gehad om zijn gedrag te verbeteren, maar de directeur heeft hierbij ten onrechte geen, althans niet kenbaar, rekening gehouden met de persoon van klager en zijn mogelijkheden, een en ander zoals ook de wetgever dit heeft bedoeld. Dit is een zodanig gebrek, dat de door de directeur gemaakte belangenafwegingen niet deugdelijk en inzichtelijk zijn. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moeten de beslissingen van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €90,- (2 x €45,-).
 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €90,-.


Deze uitspraak is op 19 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. dr. A. Pahladsingh en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven