Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32701/GA, 5 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          23/32701/GA

   

Betreft [klager]

Datum 5 maart 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het onvoldoende voortvarend optreden bij een geweldsincident.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 10 maart 2023 het beklag ongegrond verklaard (ZS-JA-2023-016). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het personeel van de afdeling trad onvoldoende voortvarend op ten tijde van het incident op 26 december 2022. Daardoor heeft klager letsel opgelopen. De situatie is onnodig geëscaleerd en dit had, door eerder ingrijpen van het personeel, voorkomen kunnen worden. Klager is na het incident ingesloten, terwijl de medegedetineerden die klager aanvielen niet zijn ingesloten. De situatie valt de directeur, vanwege haar zorgplicht, aan te rekenen. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter en persisteert bij het verweerschrift in beklag.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid in het beklag

Klager meent dat het personeel niet voortvarend heeft opgetreden toen twee medegedetineerden hem mishandelden. Twee personeelsleden zouden hebben toegekeken en pas na vijf minuten hebben ingegrepen. Hij heeft hierdoor letsel opgelopen. Daarbij werd klager wél ingesloten op zijn cel, terwijl de medegedetineerden niet werden ingesloten. Volgens klager betreft dit een schending van de zorgplicht van de directeur.

Nalatigheid van het personeel kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Nu er geen eerdere gelijksoortige eerdere incidenten vanuit klager bekend zijn, kan in het onderhavige geval niet gesproken worden van een structureel tekortschieten van de directeur. In de door klager gestelde omstandigheden, zou het niet ingrijpen van het personeel in het kader van klagers veiligheid echter wel een zodanig belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn, dat daartegen naar het oordeel van de beroepscommissie moet kunnen worden geklaagd (vergelijk RSJ 1 september 2023, 22/30331/GA). Daarom is klager terecht ontvangen in zijn beklag.

 

Inhoudelijke beoordeling

De directeur heeft in het verweerschrift in beklag aangegeven dat het personeel is geroepen, omdat er een medegedetineerde met een vork bij klagers cel stond. Het personeel heeft volgens de directeur direct ingegrepen door klager voor zijn eigen veiligheid in te sluiten. Daarnaast heeft de directeur in beklag aangevoerd dat klager regelmatig ruzie met medegedetineerden heeft en erg achterdochtig is. Zijn wisselende gemoedstoestand zorgt voor onrust op de afdeling. Klager heeft vanwege dit gedrag regelmatig contact met een psycholoog en/of psychiater.

De beroepscommissie begrijpt dat er voor klager een vervelende situatie bestond die mogelijk heeft geleid tot mishandeling. De beroepscommissie is echter van oordeel dat uit de stukken niet valt af te leiden dat het personeel ontijdig en niet voortvarend heeft ingegrepen. Zo staat onder andere vast dat klager door het personeel direct is ingesloten voor zijn eigen veiligheid. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat het personeel toekeek terwijl klager werd mishandeld.

Gelet op het voorgaande hoeft in dit uitzonderlijke geval weliswaar geen sprake te zijn van een structurele tekortkoming, maar is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Daarom zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 5 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven