Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35085/GA, 23 februari 2024, Beroep
Uitspraakdatum:23-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Voeding  v

Nummer    23/35085/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    23 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

 

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat voor de tweede keer/week met de actie tegen voedselverspilling geen rekening gehouden is met zijn vegan levensovertuiging, waardoor hem gedurende twee weken geen vegan voeding is aangeboden.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 24 juli 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €105,- (R-2021-564). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, gehoord op de zitting van 17 november 2023 in de PI Vught.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.
De raadsman van klager, mr. L. Bien, is niet ter zitting verschenen. De secretaris heeft tijdens de zitting telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de raadsman. Volgens een medewerker van het kantoor was mr. L. Bien niet bereikbaar en was evenmin bekend of hij nog ter zitting zou verschijnen. De zaak is vervolgens ter zitting behandeld. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de raadsman laten weten dat hij niet bekend was met de zitting en heeft hij verzocht – voor zover mogelijk – de zaak opnieuw in te plannen. Aan de raadsman is meegedeeld dat uit de administratie van de RSJ is gebleken dat de zittingsdatum in overleg met de raadsman was afgestemd en dat de zaak (het onderzoek ter zitting) op 17 november 2023 is gesloten.  
Mr. S. Prinsen, secretaris bij de RSJ, was tijdens de zitting van 17 november 2023 als toehoorder aanwezig.

 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Van klager was niet bekend dat hij veganistisch was. Hij heeft zelf nooit een aanvraag gedaan voor veganistische voeding. Klager stelt dat hij een afmeldformulier voor de voeding kreeg. Via dit formulier heeft hij zich vrijwillig afgemeld voor de magnetronmaaltijden vanuit de inrichting. Dit was in het kader van het project om voedselverspilling tegen te gaan. Degenen die aftekenden kookten hun eigen maaltijden en kregen daarbij enkele producten van de inrichting verstrekt. Als klager daaraan heeft deelgenomen was hij zelf verantwoordelijk voor zijn eigen voeding. Op het moment dat klager hiervoor aftekende, was hij ervan op de hoogte dat hij, wegens het ontbreken van arbeid en daarmee loon, kennelijk geen voedingsmiddelen kon bestellen. Dit is zijn eigen afweging geweest. Wanneer klager zich weer had aangemeld voor de magnetronmaaltijden zou hij de door hem gewenste voeding hebben gekregen. Iedere gedetineerde ontvangt een maaltijd van de inrichting en daarbij wordt rekening gehouden met diëten of wensen. Klager heeft geen aanvullende stukken ingediend waaruit blijkt dat hij een aanvraag zou hebben gedaan voor veganistische voeding. Klager had zelf moeten aangeven dat hij, vanwege het ontbreken van arbeidsloon, geen eigen boodschappen kon betalen. Wanneer hij dat gedaan zou hebben waren hem magnetronmaaltijden aangeboden. Overigens is het onwaarschijnlijk dat klager gedurende twee weken geen maaltijden gehad zou hebben. 

Ter zitting heeft de directeur nader toegelicht dat het niet klopt dat klager geen geld had, omdat hij bij deelname aan het voedselproject een beperkt bedrag kreeg waarvoor hij voedsel kon kopen in de winkel. Hij had daarmee gezamenlijk met medegedetineerden zijn eigen eten kunnen koken.  

Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg dat aan de gedetineerde voeding wordt verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien.  
Uit artikel 44, derde lid, van de Pbw volgt dat de directeur zorg draagt dat bij de verstrekking van voeding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de godsdienst (bijvoorbeeld de joodse godsdienst of de islam) of levensovertuiging (bijvoorbeeld vegetarisme of veganisme) van de gedetineerden (zie Kamerstukken II 1994-95, 24263, nr. 3 en vergelijk RSJ 20 mei 2014, 13/4230/GA, 13/4365/GA en 14/0221/GA).

Het niet ontvangen van de juiste voeding kan onder omstandigheden gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76). 

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem.

Klager stelt dat voor de tweede keer/week (met de actie tegen voedselverspilling, waarvoor hij zich had ingeschreven) geen rekening is gehouden met zijn veganistische levens¬overtuiging, waardoor hij gedurende twee weken geen standaard maaltijdbakken met vegan producten kreeg. Het gaat in dit geval om een vermeende structurele tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur, waartegen naar het oordeel van de beroepscommissie kan worden geklaagd. Klager is terecht ontvangen in zijn beklag. 

De directeur betwist dat het bekend was dat klager veganist was. Klager heeft zich op 9 september 2021 vrijwillig afgemeld voor de standaard magnetronmaaltijden. Dit was in het kader van het project om voedselverspilling tegen te gaan. Klager was daarmee zelf verantwoordelijk voor zijn eigen voeding. Degenen die aftekenden kookten hun eigen maaltijden. Klager heeft op 3 september 2021 een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van vier weken gekregen en wist dus, toen hij zich op 9 september 2021 afmeldde voor het standaardvoedselpakket, dat hij geen loon ontving. De directeur betwist ook dat klager geen geld had, omdat klager (in het kader van het genoemde project) een beperkt bedrag heeft gekregen om zijn eigen voeding te kopen in de winkel en daarmee zelf zijn eten kon koken. 

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan de inlichtingen van de directeur te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 23 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven