Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29012/GA, 21 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

Nummer    22/29012/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    21 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 17 augustus 2022 het beklag gegrond verklaard en aan klager een BZT toegekend (ZS-ZN-2022-128). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. R. Pothast in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur heeft een belangenafweging gemaakt op basis van de toen voor de directeur bekende feiten en omstandigheden. Volgens klager staat zijn relatie op instorten. Hij heeft echter geen documenten kunnen overleggen waaruit een hechte en duurzame relatie blijkt. Nu klager niet aan de ‘harde voorwaarden’ voldoet voor BZT, moet hij op een andere wijze duidelijk maken dat hij een hechte en duurzame relatie heeft met zijn vriendin. 

Klager heeft enkele screenshots van beeldbellen tijdens detentie overgelegd. Verder hebben er twee kort op elkaar volgende banktransacties van €20,- plaatsgevonden en heeft klagers vriendin klager een paar keer bezocht. Er zijn geen foto’s overgelegd van vóór klagers detentie, terwijl klager stelt dat er toen wel al sprake was van een relatie. Het is niet aannemelijk dat áls klager vóór zijn detentie een relatie had, er geen foto’s van hen zijn.

Namens klager is bij de beklagrechter gesteld dat klagers vriendin gedurende een periode van tien maanden regelmatig op regulier bezoek komt. Ter zitting is uit het bezoekoverzicht gebleken dat klagers vriendin de drie maanden voorafgaand aan het aanvraagmoment – april tot en met juni 2022 – niet op regulier bezoek is geweest. Klagers vriendin is pas weer op bezoek gekomen ná het afwijzingsbesluit van 27 juni 2022, namelijk op 29 juni 2022.

Bij een beslissing tot het toekennen van BZT moet gekeken worden naar alle voorwaarden en naar de feiten en omstandigheden. De directeur moet ook rekening houden met de situatie van klagers bezoekster. Gezien haar jonge en kwetsbare leeftijd wil(de) de directeur eerst afwachten hoe de relatie standhoudt met regulier bezoek. De reden dat klagers vriendin de eerste drie maanden niet op bezoek is gekomen, is vanwege het door klager gepleegde delict. Dit zal worden meegenomen bij de beoordeling van het volgende verzoek tot BZT. 
Standpunt van klager
De beslissing van de directeur om het verzoek tot BZT af te wijzen is onredelijk en onbillijk. De directeur heeft in het beroepschrift geen nieuwe standpunten of nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen. 

Het klopt dat klager niet de officiële documenten kon overleggen waaruit een hechte en duurzame relatie blijkt. Er kunnen echter ook andere feiten en omstandigheden dan deze worden meegenomen bij de beoordeling. Dat heeft klager ook gedaan. Klager heeft foto’s overgelegd. Klager en zijn vriendin hebben dagelijks telefonisch contact, zij heeft meerdere keren geld overgemaakt naar klager en zij is inmiddels meermalen op regulier bezoek geweest.

Het klopt dat klagers vriendin niet meteen op bezoek is geweest toen klager gedetineerd zat in het JC Zaanstad. Dit komt omdat klager wordt verdacht van een ernstig delict. Zijn vriendin moest dit eerst laten bezinken. Ook had klagers vriendin het in die periode druk met school en tentamens. Klagers vriendin heeft over haar situatie een e-mail gestuurd naar de casemanager.

Uit het overzicht blijkt dat klagers vriendin al langer dan een jaar veelvuldig bij klager op bezoek komt. In het dossier zit een bezoekerslijst die is overgelegd tijdens de zitting bij de beklagrechter. Na de zitting is klagers vriendin nog vaker op bezoek gekomen en zij doet dit nog steeds. 

De stelling van de directeur dat klagers vriendin nog erg jong is en dat de directeur zich daar zorgen over maakt is op geen enkele manier onderbouwd. 

De fase dat eerst gekeken moet worden of de relatie standhoudt is al gepasseerd. Daar komt bij dat het bezoek voor klager belangrijk is. Hij wil zijn vriendin kunnen zien zonder dat hij in de gaten wordt gehouden. Klager verbleef ten tijde van het indienen van het klaagschrift al anderhalf jaar in detentie. Klager verblijft inmiddels in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein en daar heeft hij ook nog geen BZT gehad. 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de feiten en omstandigheden ten tijde van de door de directeur te nemen beslissing ter beoordeling voorliggen (ex tunc), waarbij het de vraag is of de directeur op basis daarvan in redelijkheid tot de afwijzing van klagers verzoek om BZT heeft kunnen komen. Overgelegde stukken van ná de afwijzing van klagers verzoek worden door de beroepscommissie daarom niet betrokken in de beoordeling. Dit gaat concreet om de overgelegde beslissing tot afwijzing van BZT van 27 juni 2022.

De regelgeving
BZT is niet in de wet geregeld. Het betreft geen recht, maar een gunst. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen. In artikel 3.8.1 van de ‘Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen’ is bepaald dat gedetineerden voor BZT in aanmerking kunnen komen, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek naar het oordeel van de directeur hecht en duurzaam is. Ook in artikel 3.8.2 van de huisregels van het JC Zaanstad (hierna: de huisregels) staat – voor zover van belang – opgenomen dat de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek naar het oordeel van de directeur hecht en duurzaam dient te zijn. 

In de huisregels staat dat een hechte en duurzame relatie onder meer kan worden aangetoond door het overleggen van een stuk dat in de huisregels is genoemd. Uit de woorden ‘kan’ en ‘onder meer’ blijkt dat de in de inrichting gehanteerde regels niet uitsluiten dat ook op een andere wijze kan worden aangetoond dat sprake is van een hechte en duurzame relatie. De opsomming in de huisregels dient volgens vaste jurisprudentie niet als limitatief te worden begrepen (vergelijk RSJ 4 januari 2021, R-19/5426/GA en RSJ 22 juni 2020, R-19/5606/GA). Zo kan ook worden gekeken naar bezoekersoverzichten, telefoongesprekken en verklaringen van klager richting het personeel (vergelijk RSJ 26 juni 2019, R-19/3423/GA).

De overwegingen van de beroepscommissie
Door de beklagrechter is overwogen dat onvoldoende is meegewogen hoe vaak klagers vriendin op regulier bezoek is geweest en welke waarde er wordt gehecht aan de frequentie van dit bezoek. De beroepscommissie volgt de beklagrechter hierin niet en overweegt daartoe als volgt. 

De directeur heeft acht geslagen op het aantal bezoeken dat klager van zijn vriendin heeft gehad en heeft bepaald dat eerst moet worden bekeken of de relatie standhoudt tijdens het reguliere bezoek. Klagers vriendin wilde eerst niet op regulier bezoek komen en zij is in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag ook niet op bezoek geweest. Ook heeft de directeur rekening gehouden met de jonge leeftijd van klagers vriendin. De directeur heeft dus wel het aantal (afgelegde) bezoeken meegewogen en ook duidelijk gemaakt welke waarde daaraan wordt gehecht. 

Verder is in de belangenafweging door de directeur meegenomen dat klager geen officiële documenten heeft kunnen overleggen waaruit blijkt dat klager een hechte en duurzame relatie heeft met zijn vriendin. Ook heeft klager geen foto’s overgelegd waarop hij en zijn vriendin staan in de periode vóór zijn detentie. 

De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende inzichtelijk gemaakt waarom hij, na een individuele belangenafweging, het verzoek van klager om BZT heeft afgewezen. Dat klager heeft geprobeerd een hechte en duurzame relatie aan te tonen door screenshots van beeldbellen tijdens detentie te overleggen, door te wijzen op het gegeven dat zijn vriendin geld heeft overgemaakt en dat zijn vriendin meermalen op regulier bezoek is geweest, is in dit geval niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. Die afwijzende beslissing acht de beroepscommissie dan ook niet onredelijk of onbillijk.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 21 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. S.C.M. Wouda-van Velzen en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven