Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27730/GA, 2 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27730/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    2 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het aanleggen van handboeien door het intern bijstandsteam (IBT) en de manier waarop dit is gebeurd (op 7 oktober 2021).

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 31 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (ZS-ZO-2021-321). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. H. Külcü, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft – na eerdere aanhoudingen van de behandeling – klager, zijn (waarnemend) raadsman mr. K.A. Moors, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad en […], juridisch medewerker bij het JC Zaanstad, gehoord op de zitting van 31 oktober 2023 in het JC Zaanstad. De beroepscommissie heeft in aanwezigheid van partijen de verzochte camerabeelden bekeken.

Na de zitting heeft de beroepscommissie een schriftelijke verklaring van het IBT opgevraagd bij de directeur en – na ontvangst van toestemming van klager – een deel van het medisch dossier van klager opgevraagd bij de medische dienst van het JC Zaanstad. Deze stukken zijn respectievelijk op 6 december 2023 en 21 december 2023 ontvangen en gedeeld met partijen.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De situatie maakte het aanleggen van handboeien niet noodzakelijk. Dat klager wilde blijven staan in plaats van zitten zorgde niet voor gevaar. Klager wordt bovendien pas geboeid nadat hij alsnog was gaan zitten. Dat was op dat moment dus sowieso niet meer nodig. Hem is op dat moment ook niet gezegd dat hij geboeid zou worden. Verwezen wordt naar RSJ 3 augustus 2011, 11/0023/GA, en RSJ 24 juni 2019, R-19/3342/GA.

Klager is aan zijn linkerzijde omhooggetrokken en daar zijn de boeien dus aangeslagen. Door het verkeerd aanleggen van de handboeien is bij klager een duimblessure ontstaan. Hier heeft hij blijvend letsel aan overgehouden: een litteken als gevolg van de noodzakelijke operatie en verlies aan kracht en wendbaarheid van zijn duim. Klager had ook een striem op zijn handpalm. Dat kan niet goed zijn, want de boeien moeten tussen de knokkels worden aangelegd. 

Klager voelde bij het aanleggen van de handboeien direct al dat ze niet goed zaten. Daar heeft hij ook meteen iets over gezegd. Het IBT heeft dat niet bevestigd, maar uit de camerabeelden blijkt dat tijdens de gang naar de isoleercel is gestopt om te kijken naar de handboeien. Er wordt een hele tijd gefriemeld. Dat strookt met klagers lezing.

Klager had op zijn cel een discussie met zijn celgenoot. Die celgenoot had stress en er was een meningsverschil over een telefoon. Er is niet gevochten, maar wel geschreeuwd. Klager is bij het verlaten van de cel op zijn rechterzij gevallen, dus daar komt het letsel aan zijn linkerduim niet vandaan.

Klager heeft van de sportinstructeur van afdeling Oost vernomen dat de IBT’ers lange tijd niet zijn getraind. Deze sportinstructeur gaf de trainingen en kende de betreffende personeelsleden niet. De IBT’ers waren dus niet bevoegd en niet bekwaam. Daardoor is aannemelijker dat het letsel door het aanleggen van de handboeien is ontstaan. Klager verzoekt om de sportinstructeur te horen en om documenten waaruit blijkt dat het personeel bekwaam en bevoegd was.

Klager verzoekt om aan hem een passende tegemoetkoming toe te kennen (maar niet ter compensatie van het ontstane letsel).

Standpunt van de directeur
Klager werkt in eerste instantie niet mee met het personeel. In de cel is ook al een en ander gebeurd (wat niet te zien is op de camerabeelden). Klager komt immers vallend uit zijn cel. De blessure zou ook door de val op de cel veroorzaakt kunnen zijn. Verder is er een ordelijk, fatsoenlijk en geduldig verloop. Klager is rechts aangeslagen. Dat blijkt uit de camerabeelden. 

Het is niet zo dat iedereen wordt geboeid bij de overbrenging naar een afzonderingscel. Maar er was dus wel iets gebeurd op cel, klager volgde instructies van het personeel niet op en het was al laat (dus was er weinig personeel). Daarom is klager geboeid.

Er zijn meerdere instructeurs die de IBT-traingingen geven aan de in totaal ongeveer zestig IBT’ers, niet alleen de sportinstructeur van afdeling Oost. De directeur steekt zijn hand ervoor in het vuur dat dit bekwame en gecertificeerde IBT’ers zijn die dit werk al jarenlang doen.

 

3. De beoordeling
Afwijzing verzoek horen getuige
Klager heeft verzocht om de sportinstructeur van afdeling Oost als getuige te horen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de stelling van de directeur dat de IBT’ers bekwaam en gecertificeerd waren. Zij ziet ook geen aanleiding om de directeur te vragen naar (de beschikbaarheid van) documenten die deze stelling kunnen onderbouwen.

Noodzaak aanleggen handboeien
Vast staat dat het moment van de gebeurtenissen ’s avonds laat was (tussen 22:40 uur en 23:10 uur) en dat er dus weinig personeel aanwezig was. Ook staat vast dat klager in eerste instantie weigerde om de instructie van het personeel (om te gaan zitten) op te volgen. Daarnaast was het IBT opgeroepen vanwege een ruzie op klagers cel en kwam klager – om onduidelijk gebleven reden – vallend uit zijn cel. Er was dus sprake van onrust tot kort voor het aanleggen van de boeien, ook al werkte klager op dat moment wel rustig mee.

Tegen deze achtergrond vindt de beroepscommissie het begrijpelijk dat klager is geboeid, voordat hij naar de afzonderingscel werd gebracht. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het beklag in zoverre terecht ongegrond is verklaard.


Wijze van aanleggen handboeien
De beroepscommissie vindt het onvoldoende aannemelijk geworden dat het letsel aan klagers duim (uitsluitend of in overwegende mate) is ontstaan door het – verkeerd – aanleggen van de handboeien op 7 oktober 2021. Hoewel klager zegt dat er niet is gevochten op zijn cel, maar alleen geschreeuwd, blijkt uit het IBT-verslag van 7 oktober 2021 dat is waargenomen dat klager en zijn celgenoot “in gevechtshouding in en aan elkaar verwikkeld” waren en dat het IBT “de beide kemphanen los van elkaar” heeft gehaald. Ook in de opgevraagde verklaring van het IBT-lid van 27 november 2023 staat dat de gedetineerden geweld gebruikten.

Gelet hierop is er ten minste een alternatieve verklaring voor het letsel aan klagers duim. Dit alternatief is medisch gezien kennelijk niet op voorhand onaannemelijk te achten. Hoewel in het opgevraagde medisch dossier geen uitgebreide analyse van het letsel is terug te vinden, wordt de vechtpartij hierin immers wel steeds genoemd als oorzaak van het letsel. Als dat geen logische oorzaak van het geconstateerde letsel zou kunnen zijn, dan zou dat – naar de beroepscommissie aanneemt – op enig moment naar voren moeten zijn gekomen.

De camerabeelden zijn op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat het letsel niettemin moet zijn ontstaan bij het aanleggen van de handboeien. De beroepscommissie is het wel met klager eens dat er lang wordt gepauzeerd bij de overbrenging naar de afzonderingscel, kennelijk naar aanleiding van een opmerking van klager over de handboeien. Dat komt (anders dan in het IBT-verslag van 7 oktober 2021) ook naar voren in de opgevraagde verklaring van het IBT-lid van 27 november 2023:

“Tijdens het transport klaagde de justitiabel[e] over pijn bij zijn boeien. Er is gestopt en wederom een controle uitgevoerd, daarbij zijn er geen bijzonderheden aangetroffen. De boeien zaten goed. Er is aangegeven dat de justitiabel[e] niet moet “wrikken” met de boeien (het constant bewegen met de handen en armen terwijl de boeien om de polsen zitten). Er is uitgelegd dat dit tot onnodige pijn kan leiden.”

Uit deze verklaring volgt dus echter ook dat er geen bijzonderheden werden aangetroffen. Op de camerabeelden is niet te zien dat de handboeien opnieuw zijn aangelegd. Ook heeft de beroepscommissie niet kunnen vaststellen dat deze zijn verschoven (zoals klager heeft aangevoerd op een eerdere zitting die tussentijds is geschorst). De beroepscommissie gaat er bij deze stand van zaken dan ook van uit dat de handboeien op dat moment goed zaten.

De fout die het letsel tot gevolg zou moeten hebben gehad, zou dan alleen bij het moment van aanslaan zelf zijn gemaakt en zichtbaar moeten zijn, maar daarover hebben de camerabeelden evenmin duidelijkheid kunnen bieden. Dit betrof een heel kort beeld van een camera op enige afstand, op basis waarvan de beroepscommissie geen eenduidige conclusie heeft kunnen trekken. En uit de opgevraagde verklaring van het IBT-lid van 27 november 2023 komt naar voren dat die er juist van overtuigd is dat de handboeien destijds goed (“zoals beoefend”) zijn aangeslagen. Weliswaar is deze verklaring pas veel later opgesteld, maar deze biedt dus in elk geval ook geen steun voor de stelling van klager.

Kortom, hoewel niet kan worden uitgesloten dat het letsel is ontstaan door het aanleggen van de boeien, is het alternatief dat het letsel is ontstaan tijdens de vechtpartij met de celgenoot naar het oordeel van de beroepscommissie minstens zo aannemelijk. Daarom komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagrechter het beklag ook in zoverre terecht ongegrond heeft verklaard.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 2 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven