Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33005/GM, 26 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33005/GM

    

        

Betreft [Klager]

Datum 26 januari 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem geen medisch dan wel aangepast matras is verstrekt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de (digitale) zitting van 3 november 2023. Vanwege technische problemen is het niet gelukt om klager te horen. [...], Arts In Opleiding tot Specialist, was als toehoorder aanwezig.

Ter zitting heeft de raadsvrouw aangegeven dat zij is gemachtigd om namens klager het beroep toe te lichten en dat zij na de zitting contact zal opnemen met klager om hem op de hoogte te brengen van wat ter zitting is besproken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur is op 25 oktober 2022 naar de PI Lelystad verstuurd, terwijl klager op 26 oktober 2022 is overgeplaatst naar de PI Nieuwegein. Op aandringen van de raadsvrouw heeft de medisch adviseur de raadsvrouw geïnformeerd over de stand van zaken. Op 3 april 2023 is zij door de medisch adviseur op de hoogte gebracht dat er op 25 oktober 2022 een bemiddelingsverslag is uitgebracht. Klager heeft deze echter nooit bereikt. Klager heeft pas op 3 april 2023 – via zijn raadsvrouw – kennisgenomen van het bemiddelingsverslag.

Klager heeft al jaren nek- en rugklachten. Klager kreeg eerder in andere inrichtingen (PI Vught en PI Leeuwarden) wel een aangepast matras. Toen klager verbleef in de PI Nieuwegein heeft hij ook een medische klacht ingediend omdat aan hem geen medisch of steviger matras werd verstrekt. De RSJ heeft toen geoordeeld dat niet alleen gekeken moet worden naar het gewichtscriterium voor het verstrekken van een aangepast matras, maar ook naar de gepresenteerde klachten (RSJ 24 juli 2023, 23/31429/GM).

Klager wordt telkens tegengeworpen dat hij geen medisch matras krijgt of dat vanuit de medische dienst wordt aangegeven dat zij niet gaan over het verstrekken van een extra matras. Het hoofd zorg heeft bepaald dat klager twee matrassen op elkaar kan leggen. Het afdelingshoofd heeft na enkele dagen besloten dat klager maar één matras mag hebben. De medische dienst heeft hier vervolgens niets aan gedaan en wilde geen ander matras verstrekken.

De medisch adviseur schrijft dat klager zich na het verstrekken van een nieuw matras niet meer heeft gemeld met klachten en dat klager hier ook geen vragen meer over heeft gesteld aan de medische dienst. Klager heeft bewust gekozen om geen contact op te nemen met de medische dienst, omdat de kwestie al eerder was besproken en klager wist dat hij geen aangepast matras zou krijgen.

Het had op de weg van de medische dienst van de PI Middelburg gelegen om op basis van de lang bestaande klachten van klager te kijken naar alternatieven. De medische dienst had contact kunnen opnemen met de vorige inrichting om uit te zoeken waarom er eerder wel een aangepast matras is verstrekt. Ook had de inrichtingsarts rekening moeten houden met de specifieke problematiek van klager, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar aanvullende informatie over de problematiek, welk type matras nodig is en aan welke vereisten deze dient te voldoen.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager gaf aan dat reguliere matrassen niet fijn voor hem zijn en dat de klachten die hij had niet verbeterden. Klager wenste een medisch matras, maar deze bestaat niet. Er zijn alleen matrassen die op een medische indicatie kunnen worden verstrekt. Bij een aangepast matras kan worden gedacht aan een obesitasmatras (die wordt verstrekt aan gedetineerden die meer dan 125 kg wegen) of een antidecubitusmatras (ter preventie van doorligwonden bij bedlegerigheid of ondergewicht). Klager komt voor beide matrassen niet in aanmerking.

Door het intensieve gebruik van matrassen in de PI is het voorstelbaar dat de matrassen zijn gevormd. In overleg met klager is daarom besloten hem een nieuw matras te verstrekken, om te bekijken of dat tot verbetering leidt.

In het medisch dossier is niet terug te vinden of klager zich na het indienen van zijn klacht en na de bemiddeling heeft gemeld bij de medische dienst en/of het hoofd zorg. Daarmee was de medische dienst in de veronderstelling dat de problemen waren opgelost. Volgens de raadsvrouw is klager bewust niet naar de medische dienst gegaan met zijn klachten, omdat dit geen zin zou hebben. Dat is jammer en niet juist. Als er onvoldoende resultaat is behaald door de bemiddeling, dan had het hoofd zorg in overleg met klager naar andere oplossingen kunnen kijken.

Het is niet duidelijk waarom klager eerst wel twee matrassen heeft gekregen. Vanwege brandveiligheid is het niet toegestaan om twee matrassen te verstrekken. Elke inrichting bepaalt zelf het beleid over welke matrassen onder welke voorwaarden worden verstrekt.

 

3. De beoordeling

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep (ook) gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 25 oktober 2022. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

 

Is er tijdig beroep ingesteld?

Ingevolge artikel 71d, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van de mededeling van de medisch adviseur. De mededeling van de medisch adviseur is gedateerd 25 oktober 2022. Het door de raadsvrouw ingediende beroepschrift is gedateerd 4 april 2023 en op diezelfde dag op het secretariaat van de Raad ontvangen.

De raadsvrouw heeft in beroep aangevoerd dat zij meermalen aan de medisch adviseur heeft gevraagd om een bemiddelingsverslag uit te brengen. Op 3 april 2023 is daarop gereageerd door de medisch adviseur met de mededeling dat er op 25 oktober 2022 een bemiddelingsverslag is uitgebracht. Dit advies is in eerste instantie niet naar de raadsvrouw verzonden. Het advies is op 25 oktober 2022 per post naar de PI Lelystad verzonden, terwijl klager op 26 oktober 2022 is overgeplaatst naar de PI Nieuwegein. Het bemiddelingsverslag heeft klager niet bereikt. Op de dag dat de raadsvrouw op de hoogte is gekomen van het advies, heeft zij klager geïnformeerd. Klager heeft om die reden op 3 april 2023 kennisgenomen van het bemiddelingsverslag. Een dag later – op 4 april 2023 – heeft de raadsvrouw namens klager beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door de raadsvrouw beschreven gang van zaken. De beroepscommissie gaat er dan ook van uit dat klager niet eerder dan op 3 april 2023 een afschrift van het bemiddelingsverslag heeft ontvangen. Dat betekent dat een dag daarna de beroepstermijn is gaan lopen en klager tijdig beroep heeft ingesteld. 

 

Inhoudelijke beoordeling

Een medisch matras bestaat op zich niet: er is geen consensus welke kenmerken een matras moet hebben om als ‘medisch’ te kunnen worden betiteld. Dat sluit evenwel niet uit dat in sommige gevallen een aangepast matras moet worden aangeboden als een standaardmatras niet afdoende aansluit bij (aanhoudende) klachten (vgl. RSJ 8 maart 2021, 20/5992/GM).

Uit het medisch dossier volgt dat klager tijdens de intake op 29 maart 2021 heeft verzocht om een ‘speciaal matras’ vanwege zijn nek- en rugklachten. Op 7 april 2021 heeft klager een gesprek gehad met een verpleegkundige over zijn klachten en over het verstrekken van een aangepast matras. Het hoofd zorg heeft ter zitting aangevoerd dat er geen medische indicatie is voor een ander matras (waarbij gedacht kan worden aan een obesitasmatras of een antidecubitusmatras). Ondanks dat er geen medische indicatie is voor het verstrekken van een dergelijk matras is – na overleg met klager – besloten om hem een nieuw matras te verstrekken, om te bezien of dit tot verbetering zou leiden. Klager heeft zich daarna niet meer met klachten gemeld en het hoofd zorg was in de veronderstelling dat met het verstrekken van een nieuw matras het probleem van klager was opgelost.

De beroepscommissie is van oordeel dat er voldoende aandacht is besteed aan klagers lichamelijke problematiek door hem een nieuw matras te verstrekken. Dat, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, klager er bewust voor heeft gekozen om geen contact meer op te nemen met de medische dienst na het verstrekken van een nieuw matras, omdat klager in de veronderstelling was dat hij ‘toch geen’ aangepast matras zou krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Het hoofd zorg heeft er terecht op gewezen dat de medische dienst in de veronderstelling was, en dat ook kon zijn, dat klagers problemen met het verstrekken van een nieuw matras waren verholpen, omdat hij zich niet meer met klachten meldde. Als klager zich na het verstrekken van het nieuwe matras opnieuw had gemeld, had de medische dienst naar een andere oplossing kunnen zoeken.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 26 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.I. van den Baar-Vroon, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven