Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32034/GM, 29 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32034/GM

    

          

Betreft [Klager]

Datum 29 januari 2024

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet de medicatie voor zijn nachtmerries in eigen beheer krijgt en dat deze medicatie te laat wordt uitgereikt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft […], portefeuillehouder zorg (waarnemend voor het hoofd zorg), namens de inrichtingsarts, gehoord op de (digitale) zitting van 3 november 2023. Klager is niet verschenen.

[…], Arts In Opleiding tot Specialist, was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft beslist dat van het verhandelde ter zitting verslag wordt opgemaakt en dat de procespartijen de gelegenheid krijgen daar desgewenst binnen een gegeven termijn schriftelijk op te reageren. Dit verslag is op 13 november 2023 vastgesteld en op diezelfde datum verstuurd naar de procespartijen. Op dit verslag is geen reactie gekomen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager lijdt aan een complexe PTSS-stoornis en bij zijn binnenkomst in de PI Zwolle werd hij direct geplaatst in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). Buiten de PI heeft hij diverse vormen van therapie gevolgd en verschillende typen medicatie gebruikt. Klager heeft ook verschillende zelfmoordpogingen ondernomen. Klager is misbruikt door zijn ouders en zat vroeger als jongvolwassene bij een commando eenheid, waarbij hij traumatische ervaringen heeft opgelopen. Door deze omstandigheden lijdt klager aan nachtmerries.

Klager krijgt de voor hem noodzakelijke medicatie te laat uitgereikt. Hij krijgt zijn medicatie pas tussen 22:45 uur en 23:30 uur verstrekt, in plaats van om 22:00 uur. Tussen 1:00 uur en 1:30 uur heeft klager last van nachtmerries en schrikt hij wakker. Klager mocht eerst zijn medicatie – met toestemming van de psycholoog en de psychiater – zelf op cel houden, maar sinds september 2022 is dat niet meer toegestaan. Het klopt niet dat klager zijn medicatie onder toezicht van het personeel moet innemen.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Er is een vast protocol voor het uitdelen van medicatie en het laatste moment is om 22:00 uur. Vanwege de beperkte personele bezetting in de avonduren, is het niet werkbaar om voor klager een uitzondering op dit tijdstip te maken. Het (moment van) verstrekken van de door klager gevraagde medicatie is besproken met de psychiater. De psychiater ziet geen aanleiding om van het protocol af te wijken.

Klager verbleef eerder op een andere afdeling waar hij de voorgeschreven medicatie in eigen beheer mocht hebben. Klager is van het PPC overgeplaatst naar de Extra Zorgvoorziening (EZV), waar hij nog steeds verblijft. Tijdens zijn verblijf op de EZV heeft hij ook een verzoek gedaan om de medicatie in eigen beheer te hebben, maar dat verzoek is niet ingewilligd. Daarbij is meegewogen dat van de noodzaak dat klager zijn medicatie in eigen beheer krijgt niet is gebleken en dat klager suïcidaal is of kan zijn. Als hij de medicatie in eigen beheer krijgt, kan hij medicatie gaan sparen. Dat heeft hij al eerder gedaan. Deze psychische en feitelijke omstandigheden vormen een contra-indicatie om de medicatie in eigen beheer te geven.

 

3. De beoordeling

Medicatie in eigen beheer

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de inrichtingsarts een eigen afweging maken bij de beoordeling of klager de aan hem voorgeschreven medicatie (doxazosine) in eigen beheer mag hebben. Namens de inrichtingsarts is aangevoerd dat klagers verzoek daartoe is afgewezen omdat er een mogelijkheid bestaat dat klager de medicatie gaat sparen – hij heeft dit al eerder gedaan – en omdat hij suïcidaal is of kan zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op deze onderbouwing, de beslissing om klagers verzoek af te wijzen niet als onredelijk of onbillijk kan worden beschouwd.

 

Verstrekken van de medicatie

Het vaste tijdstip voor het verstrekken van de (avond)medicatie is 22:00 uur. Ter zitting is namens de inrichtingsarts aangevoerd dat het niet werkbaar is om voor klager een uitzondering te maken en de (avond)medicatie op een eerder tijdstip te verstrekken. Het dossier biedt ook geen aanknopingspunten dat vanuit medisch perspectief sprake is van een noodzaak daartoe. Dit wordt door het namens de inrichtingsarts ingenomen standpunt ter zitting bevestigd. Daarmee is het handelen van de inrichtingsarts niet onzorgvuldig.

Voor zover klager zich beklaagt over de omstandigheid dat het personeel de medicatie te laat verstrekt, overweegt de beroepscommissie dat dit niet valt onder de verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts, maar onder die van de directeur (vergelijk RSJ 25 augustus 2022, 21/19412/GA).

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 29 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. M.I. van den Baar-Vroon, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven