Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27317/GA, 27 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27317/GA

 

                                   

Betreft [klager]

Datum 27 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het samenplaatsen op één afdeling van personen met een indicatie voor een Extra Zorg Voorziening (EZV) en personen met een ISD-maatregel (Inrichting Stelstelmatige Daders) (NZ2022-125);

b.         nalatig handelen van het personeel na een incident (NZ2022-167).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 28 april 2022 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Klager geeft in zijn nadere toelichting van 22 augustus 2022 aan dat er correspondentie van 10 mei 2022, 23 mei 2022 en 6 juli 2022 ontbreekt in het dossier. De beroepscommissie begrijpt dat dit de stukken betreffen in de zaak 22/27331/OO en heeft deze toegevoegd aan het dossier en gedeeld met partijen.

 

2. De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij ernaar streeft om spoedig uitspraak te doen. Zij betreurt het dat de uitspraak op dit beroep lang op zich heeft laten wachten.

 

Beklag a.

Het samenplaatsen van EZV’ers en ISD’ers is geen door de directeur genomen beslissing jegens klager. Dit beklag gaat over een algemene situatie. Daarover kan een gedetineerde alleen klagen als er sprake is van strijd met wet- of regelgeving.

Volgens de bestemmingsaanwijzing van de PI Nieuwegein (van 30 juni 2021) is de bestemming van de afdelingen A0, B0 en C1 gevangenis en ISD. Deze dubbele bestemming is niet in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) waaruit volgt dat de Minister voor Rechtsbescherming een inrichting kan aanwijzen tot zowel gevangenis als ISD. Een EZV afdeling is een gevangenisafdeling en behoeft geen eigen bestemming in de bestemmingsaanwijzing. Niet gebleken is dat het samenplaatsen van gedetineerden met een EZV-indicatie en ISD’ers in strijd is met wet  of regelgeving.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag a.

Beklag b.

Klager stelt dat op 2 februari 2022 een medegedetineerde tegen hem is aangebotst. Daarna gaf de medegedetineerde klager een stomp en een trap. Uit klagers schrijven van 7 februari 2022 volgt dat hij een gekneusde rib had. Twee medewerkers hebben niet ingegrepen. Ook is er volgens klager geen melding gedaan van het incident, terwijl hij wel had aangegeven een klacht te willen indienen.

Nalatig handelen van het personeel kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

De beroepscommissie begrijpt dat het klager erom gaat dat het personeel niet heeft opgetreden tegen de medegedetineerde nadat die hem heeft gestompt en getrapt en dat zij hiervan geen melding hebben gedaan bij de directeur of het afdelingshoofd. In de door klager gestelde omstandigheden, zou dat geen structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Klager heeft zelf een klacht ingediend bij de beklagcommissie.

Gelet op het voorgaande heeft klager onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag b.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in de klachten.

 

 

Deze uitspraak is op 27 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven