Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31143/GA, 5 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/31143/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    5 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve urinecontrole, ingaande op 21 oktober 2022.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 19 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2022-970). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager meent dat geen sprake is van bijgebruik, maar van afbouw. Klager heeft op basis van artikel 6 derde lid van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) een mondeling verzoek ingediend voor een herhalingsonderzoek. Dit verzoek is door de directeur ten onrechte geweigerd, omdat het in de praktijk binnen de PI Sittard gebruikelijk is om het verzoek mondeling in te dienen. Daarbij heeft de directeur klager niet gewezen op de verplichting om het schriftelijk in te dienen. Ook is het verzoek binnen de wettelijke vierentwintig uur ingediend. Het recht op een herhalingsonderzoek was daarom nog niet verspeeld.  Klager heeft aanvankelijk aangegeven geen herhalingsonderzoek te wensen, omdat een medewerker van de inrichting hem had medegedeeld dat de uitslag lager was dan na het vorige onderzoek en hem daarom hoogstwaarschijnlijk geen disciplinaire straf zou worden opgelegd.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft niet gereageerd op het beroep.

 


3. De beoordeling
Ingevolge artikel 50, eerste lid, in verbinding met artikel 51, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet kan de directeur besluiten een disciplinaire straf op te leggen, wanneer geconstateerd is dat de gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. 

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) kan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld. Na een positieve uitslag van de urinecontrole, kan een gedetineerde ingevolge artikel 6, derde lid, van de Regeling de directeur binnen vierentwintig uur na kennisneming van de uitslag van de eerste analyse schriftelijk verzoeken om een herhalingsonderzoek. 

Uit de stukken blijkt dat op 21 oktober 2022 de uitslag van een bij klager afgenomen urinecontrole is binnengekomen. De uitkomst hiervan was een positieve THC-waarde van 147. Klager geeft aan dat hij in het verleden regelmatig blowde, maar dat hij daarmee nu juist is gestopt. De positieve uitkomst wijst volgens hem op afbouw en daarom is hij het niet eens met de opgelegde disciplinaire straf. Klager heeft, nadat hem een disciplinaire straf werd opgelegd, een herhalingsonderzoek aangevraagd. Volgens de directeur was de mogelijkheid om een herhalingsonderzoek aan te vragen komen te vervallen, aangezien klager eerder aangaf geen gebruik te willen maken van het herhalingsonderzoek. Daarbij stelt de directeur dat het verzoek schriftelijk ingediend had moeten worden. 

De beroepscommissie overweegt dat onbestreden is dat de wettelijke termijn van vierentwintig uur voor het aanvragen van een herhalingsonderzoek nog niet was verstreken ten tijde van de aanvraag van klager. Dat klager in eerste instantie geen herhalingsonderzoek wenste, maakt niet dat zijn recht op het herhalingsonderzoek daarmee verloren was gegaan. 

Hoewel een herhalingsonderzoek inderdaad in beginsel schriftelijk moet worden aangevraagd, kan de directeur zich daarop nu niet beroepen, omdat onweersproken is gesteld dat in de PI Sittard bestendig gebruik is dat een herhalingsonderzoek ook mondeling kan worden gevraagd. Klager mocht dus op dat gebruik vertrouwen.

Tegen deze achtergrond had de directeur het verzoek niet mogen afwijzen. Daarom is de beroepscommissie van oordeel dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.


Deze uitspraak is op 5 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven