Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23727/GA, 28 februari 2024, Beroep
Uitspraakdatum:28-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/23727/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    28 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het te laat vaststellen van een (adequaat) trajectplan in het kader van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) (AR 2021/533) en daarbij het verloop van de ISD-maatregel;
b.    de ongelijke behandeling ten opzichte van medegedetineerden ten aanzien van het betalen van tv-kosten (AR 2021/571);
c.    de omstandigheid dat klager al wekenlang geen toegang heeft tot tandheelkundige zorg in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn en vervolgens niet in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Kijvelanden in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel (AR 2021/654).

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 11 oktober 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a., en beklag b. en beklag c. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers voormalige raadsman, mr. A.P. Visser, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn huidige raadsman mr. J.P.C.M. van Es en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De beoordeling
De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij ernaar streeft om spoedig uitspraak te doen. Zij betreurt het dat de uitspraak op dit beroep lang op zich heeft laten wachten.

Beklag a.
De beroepscommissie begrijpt dat klager zich niet beklaagt over het te laat opstellen van zijn verblijfsplan als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (oud), maar dat hij zich beklaagt over het te laat bijstellen van het reeds opgestelde verblijfsplan middels een zogenaamde trajectbepaling als bedoeld in paragraaf 3.3 van de ‘Productspecificatie Inrichtingen voor Stelselmatige Daders (ISD)’. Deze bijstelling naar aanleiding van de trajectbepaling (in de praktijk ook wel ‘trajectplan’ genoemd) zal volgens de genoemde productspecificatie plaatsvinden binnen acht tot twaalf weken na binnenkomst van de gedetineerde in de inrichting.

De ‘Productspecificatie Inrichtingen voor Stelselmatige Daders (ISD)’ betreft echter een (interne) ‘richtlijn’ en geen concreet recht of zorgplicht die voortvloeit uit de Pbw. De beroepscommissie overweegt dat niet is gebleken van een (beklagwaardige) beslissing van de directeur inzake het bijstellen van het trajectplan, noch van een verzuim of weigering om daarover te beslissen. Het is ook niet zo dat de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA). Klager heeft dan ook in zoverre niet voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beklag.

Daarnaast is niet gebleken dat klager heeft verzocht om een oplossing van het gestelde probleem. Het beklag kan dan ook niet zijn gericht tegen een beslissing op dit verzoek. 

Een deel van het betoog van de raadsman ziet voorts op het verloop van klagers ISD-traject. Ten aanzien hiervan en van klachten over onder andere de inhoud, de doelmatigheid en de zorgvuldigheid van de behandeling bestaat een afzonderlijke procedure als geregeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht (in dit kader heeft de rechtbank Den Haag op 
14 september 2021 uitspraak gedaan over de voortzetting van de aan klager opgelegde ISD-maatregel). Over deze procedure kan niet worden geklaagd op grond van artikel 60 van de Pbw.

Hetgeen voor het overige in beroep is aangevoerd (onder andere over het vaststellen van het verblijfsplan na binnenkomst in de ISD en de periodieke evaluatie van dit plan) valt buiten de oorspronkelijke omvang van het beklag. De beroepscommissie laat dit daarom buiten beschouwing. 

Gelet op het voorgaande is het terecht dat klager niet is ontvangen in zijn beklag, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

Beklag b.
De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag is gericht tegen een algemene regel, namelijk het betalen van huur voor het gebruik van een televisie. Hiertegen staat geen beklag open op grond van artikel 60 van de Pbw, tenzij deze algemene regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Hiervan is niet gebleken. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag b.

Beklag c.
Ontvankelijkheid in beklag
Het onthouden van medische zorg kan onder omstandigheden gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Klager beklaagt zich (op 11 augustus 2021) over de toegang tot medische (tandheelkundige) zorg. Na het plaatsen van een prothese/kunstgebit op 30 juni 2021 had hij aanhoudende pijnklachten, terwijl hij hiervoor, zo stelt klager, geen tandartszorg kreeg aangeboden. Ook verstrekte de PI Alphen niet tijdig informatie aan de FPK De Kijvelanden, waardoor hij na zijn overplaatsing niets meer had vernomen. Klager stelt dat de FPK De Kijvelanden in afwachting was van een bericht van de PI Alphen zodat hij alsnog externe tandheelkundige zorg kon krijgen. Hij kampte al weken met een slecht ondergebit en met pijn.

In de door klager gestelde omstandigheden zou het uitblijven van medische verzorging een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. Hij is om die reden terecht ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijk
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur de toegang tot medische verzorging voldoende gewaarborgd in de periode dat klager in de PI Alphen verbleef. Dit volgt uit het feit dat hij bij de tandarts is geweest op 30 juni, 6 juli en 13 juli 2021. Daarnaast heeft klager op 2 juli en 2 augustus 2021 de huisarts bezocht in verband met de problemen die hij ondervond van zijn prothese. Verder is het medische/tandheelkundige dossier van klager overgedragen aan de FPK De Kijvelanden, toen hij daarnaar op 9 augustus 2021 werd overgeplaatst in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel. Zodoende heeft de directeur ook (terecht) zorggedragen voor de overdracht van de tandheelkundige zorg die klager kreeg. Het is op grond van het voorgaande onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. 

Klager stelt ook dat hij pas weer op 28 september 2021 een afspraak had met een tandarts, terwijl hij – zo begrijpt de beroepscommissie – eerder externe tandheelkundige zorg had moeten krijgen vanwege zijn acute pijnklachten. Dit valt echter – aangezien de extramurale fase van de ISD-maatregel toen was aangevangen – buiten de op de directeur van de PI Alphen rustende verantwoordelijkheid op grond van artikel 42 van de Pbw.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in beklag b.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 28 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr.dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven