Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32933/GA, 27 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer                                                     23/32933/GA

                                                                                         

Betreft                                                        [klager]

Datum                                                        27 december 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

de omstandigheid dat hij van 1 januari 2022 tot en met 4 januari 2023 niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten (AR 2023/35);

de omstandigheid dat hij geen reactie heeft ontvangen op zijn verzoeken om bezoek zonder toezicht (BZT), deelname aan een penitentiair programma (PP), onderling gedetineerdenbezoek en strafonderbreking (AR 2023/36);

de omstandigheid dat hem geweigerd is om op transport te gaan om aangifte te doen (AR 2023/38).

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 30 maart 2023 klager deels niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. en de klachten voor het overige ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, mr. S. Koning, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Beklag a.

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie terecht klager deels niet-ontvankelijk in beklag a. heeft verklaard en beklag a. voor het overige ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag b.

BZT, PP, onderling gedetineerdenbezoek

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag b. voor zover dat ziet op klagers verzoeken om BZT, deelname aan een PP en onderling gedetineerdenbezoek terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

In aanvulling op de beslissing van de beklagcommissie overweegt de beroepscommissie nog het volgende. Uit de stukken komt naar voren dat klager niet in aanmerking komt voor BZT en dat dit aan klager is medegedeeld. In beroep heeft klager dit niet tegengesproken en de beroepscommissie is onder die omstandigheden van oordeel dat de beklagcommissie het beklag op dit punt terecht ongegrond heeft verklaard.

Daarnaast neemt de behandeling van een verzoek om deelname aan een PP volgens de directeur minimaal acht weken in beslag. Klager heeft op 4 januari 2023 – drie weken na het indienen van het verzoek – beklag ingesteld. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat niet gesteld kan worden dat de directeur klagers verzoek om deelname aan een PP niet voortvarend in behandeling heeft genomen. Klager had overigens zelf ook een verzoek om deelname aan een PP bij de selectiefunctionaris kunnen indienen.

Strafonderbreking

De beroepscommissie begrijpt klagers klacht zo dat deze is gericht tegen de weigering van de directeur om klagers verzoek om strafonderbreking – vergezeld van een advies van de vrijhedencommissie – voor te leggen aan de selectiefunctionaris.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur klagers verzoek om strafonderbreking in behandeling had moeten nemen en vervolgens had moeten voorleggen aan de selectiefunctionaris. De beslissing of klager in aanmerking komt voor strafonderbreking is op grond van artikel 39 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting voorbehouden aan de selectiefunctionaris (die namens de Minister voor Rechtsbescherming beslist). Nu de directeur kennelijk geweigerd heeft om klagers verzoek voor te leggen aan de selectiefunctionaris, zal de beroepscommissie (het beroep inzake) beklag b. in zoverre gegrond verklaren. Aangezien klager ook zelf een verzoek om strafonderbreking bij de selectiefunctionaris had kunnen indienen en hij dit heeft nagelaten, zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op €10,-.

Beklag c.

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag c. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b., voor zover het beklag ziet op klagers verzoeken om BZT, deelname aan een PP en onderling gedetineerdenbezoek ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b., voor zover het beklag ziet op klagers verzoek om strafonderbreking gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

Deze uitspraak is op 27 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven