Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1592/GA, 30 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1592/GA

betreft: [klager] datum: 30 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2008 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2008, gehouden in de locatie Zwolle, is gehoord [...], unit-directeur van voormelde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een schending van het recht op zes uur recreatie per week (2008607) en een disciplinaire straf tot betaling van een geldboete van € 22,50 wegens het weigeren om op transport naar het ziekenhuis te gaan, terwijl klager hiervoor was
aangemeld (2008789).

De beklagcommissie heeft klager in zijn beklag met nummer 2008607 niet-ontvankelijk verklaard en zij heeft het beklag met nummer 2008789 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft een rekenfout gemaakt inzake de recreatie-uren. De disciplinaire straf voldoet niet aan de wettelijke voorwaarden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gedetineerden kunnen ervoor kiezen om tijdens de recreatie hun cel schoon te maken. Het schoonmaken van de cel is niet expliciet als zodanig ingeroosterd in het dagprogramma. In ieder geval is er minimaal zes uur recreatie per week.
Een gedetineerde kan vooraf meedelen of hij op transport wil gaan. Klager zou vervoerd worden naar het ziekenhuis. Hiervoor wordt DV&O ingeschakeld. Indien DV&O arriveert en de gedetineerde ervoor kiest om niet mee te gaan, dan worden er kosten in
rekening gebracht. Die kosten worden (gedeeltelijk) op de gedetineerde verhaald. Naar de motivering waarom een gedetineerde niet meegaat, wordt niet gevraagd. Er is geen sprake van een disciplinaire straf, maar van een overeenkomst die de gedetineerde
ondertekent. In dit geval is klager, nu hij daarvoor getekend heeft, akkoord gegaan met de voorwaarden van het contract.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek om de behandeling van het beroep aan te houden afwijzen.

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Uit het procesdossier komt naar voren dat klager zich schriftelijk over het aantal uren recreatie heeft
beklaagd
bij de directeur. Zijn beklag is besproken, maar heeft niet geleid tot een oplossing. Daarna heeft klager beklag ingediend. Gelet op het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Bovendien
staat
op het klaagschrift van 1 mei 2008 dat ‘heden maximaal 3 uur en één kwartier recreatie wordt geboden’. Derhalve oordeelt de beroepscommissie dat klager had moeten worden ontvangen in zijn beklag ter zake.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 49, eerste lid, van de Pbw is het recht van de gedetineerde op recreatie neergelegd. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de directeur zorgdraagt dat de gedetineerde in de
gelegenheid
wordt gesteld tot deelname aan recreatieve activiteiten, gedurende ten minste zes uren per week. De memorie van toelichting bij voornoemd artikel houdt verder het volgende in : ‘Het begrip recreatie (...) dekt uiteenlopende activiteiten en faciliteiten.
Anders dan de (...) educatieve activiteiten behoeft recreatie niet georganiseerd en geprofessionaliseerd te zijn. In de wet is slechts het minimum aantal uren van zes per week genoemd gedurende welke een gedetineerde in de gelegenheid moet worden gesteld
tot deelname aan recreatieve activiteiten binnen de grenzen van het penitentiair mogelijke.’ De beroepscommissie neemt in aanmerking dat blijkens de memorie van toelichting recreatie niet georganiseerd of geprofessionaliseerd dient te worden
aangeboden.
De wet stelt verder geen eisen.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat het schoonmaken van de cel niet (meer) afzonderlijk in het dagprogramma is ingepland, maar dat gedetineerden de mogelijkheid hebben om hun cel schoon te maken tijdens de recreatie. De
beroepscommissie oordeelt dat dat niet in strijd is met artikel 49 van de Pbw. Tevens is - nu klager zijn beklag onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd - onvoldoende aannemelijk geworden dat klager te weinig recreatie heeft gehad. De beroepscommissie
zal het beklag dan ook ongegrond te verklaren.

Op het transportcontract, dat klager op 5 februari 2008 heeft ondertekend, staat onder meer vermeld ‘Bij het niet nakomen van de bezoekafspraak zal hiervan een schriftelijk verslag gemaakt worden. (...) Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pbw zal
verwijtbaar gedrag door de directeur worden gesanctioneerd met een geldboete van € 22,50.’
Ook uit de mededeling van 3 juni 2008 blijkt dat de directeur een disciplinaire straf heeft opgelegd. Gezien het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat, ondanks hetgeen de directeur ter zitting heeft verklaard, sprake is van een
disciplinaire straf die aan klager is opgelegd. De beroepscommissie overweegt ter zake als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, Pbw juncto artikel 50, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een disciplinaire straf op te leggen wegens feiten die onverenigbaar zijn met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de
vrijheidsbeneming. Ingevolge artikel 57, eerste lid, van de Pbw juncto artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient - alvorens een straf wordt opgelegd - de gedetineerde in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord en tevens geeft de directeur
onverwijld een schriftelijke mededeling van de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf. Uit het procesdossier volgt dat klager niet is gehoord en dat geen schriftelijk verslag is opgesteld. Bovendien vertoont de disciplinaire straf een
gebrek, gezien het feit dat niet is bepaald door welke andere straf de geldboete zal worden vervangen in het geval de boete niet binnen de daartoe gestelde termijn is betaald. Het vorenstaande is immers vereist ingevolge artikel 51, tweede lid, van de
Pbw. Nu niet aan de eisen als gesteld in voormelde artikelen is voldaan, zal de beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan de
beoordeling van de vraag of de gedraging - die voor de directeur aanleiding was een disciplinaire straf op te leggen - als een feit zoals bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw moet worden beschouwd, komt de beroepscommissie niet toe. Zij kent
aan klager geen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ter zake van beklagnummer 2008607, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. Zij verklaart het beroep ter zake van beklagnummer 2008789
gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven