Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2115/GV, 17 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2115/GV

betreft: [klager] datum: 17 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.A.S. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.A.S. Jansen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof voor bezoek aan zijn eveneens gedetineerde broer afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van oordeel dat er geen sprake kan zijn van collusiegevaar nu noch aan hem noch aan zijn broer beperkingen zijn opgelegd. Het meest frappante is dat hetzelfde verzoek van de zijde van zijn
broer om klager te mogen bezoeken wel is gehonoreerd. Daar komt bij dat klagers broer geen partner heeft en geen bezoek van familie krijgt. Hun moeder kan hen vanwege haar slechte gezondheid niet bezoeken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verblijft in het kader van een verlenging gevangenhouding in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam. Hij heeft een bezoekregeling aangevraagd om zijn in de locatie Almere gedetineerde broer te kunnen bezoeken. Klager heeft
zijn verzoek niet gemotiveerd. Klager heeft een positieve rapportage vanuit de inrichting.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam heeft een negatief advies uitgebracht op grond van het feit dat beide broers gedetineerd zijn in verband met de zaak Banksia, waarbij collusiegevaar aannemelijk is. Op grond hiervan heeft de
directeur van de inrichting een negatief advies uitgebracht. Volgens klagers raadsman heeft klagers broer eveneens een verzoek ingediend in de locatie Almere. Telefonische navraag heeft echter geleerd dat dit niet is gebeurd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Rijnmond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam heeft aangegeven dat er sprake is van collusiegevaar en negatief geadviseerd terzake van incidenteel verlof voor bezoek aan klagers gedetineerde broer.

3. De beoordeling
De gevangenhouding van klager is verlengd wegens verdenking van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.

Uit artikel 27, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een gedetineerde levenspartner, kind, ouder, broer en zuster.

Klager heeft verzocht om zijn broer, die net als klager gedetineerd is in verband met verdenking van betrokkenheid bij dezelfde megastrafzaak, te mogen bezoeken in de locatie Almere.
De advocaat-generaal van het ressortsparket Amsterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het onderlinge gedetineerdenbezoek in verband met gevaar voor belemmering van het onderzoek in de strafzaak (collusie). De directeur van de p.i. Rijnmond
heeft, gelet op het door het openbaar ministerie gestelde gevaar voor collusie, eveneens negatief geadviseerd.
De Staatssecretaris heeft gelet op de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting, klagers verzoek afgewezen.

De beroepscommissie is van oordeel dat het gevaar voor collusie in een lopende strafzaak in beginsel een grond kan vormen voor afwijzing van een verzoek om verlof. Nu echter niet nader is gemotiveerd waaruit dit collusiegevaar ten aanzien van een
strafzaak, die dateert uit 2006 en die thans in hoger beroep aanhangig is, zou bestaan terwijl de verdachten geen beperkingen zijn opgelegd door de rechter-commissaris, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris op
onvoldoende gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen
van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 september 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven