Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0641/GA, 15 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/641/GA

betreft: [klager] datum: 15 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Locatie Merwehaven te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2008 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en R. van der Veen, unit-directeur bij voormelde locatie.
Na de behandeling van het beroepschrift is gebleken dat de raadsvrouw van klager,
mr.drs. I.N. Wildschut, abusievelijk niet is uitgenodigd voor de zitting.
Zij is in de gelegenheid gesteld haar reactie op het verslag van de zitting schriftelijk kenbaar te maken, welke reactie op 7 juli 2008 ontvangen is. De directeur is in de gelegenheid gesteld hierop eveneens schriftelijk te reageren. Van deze
mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschadiging van klagers jas en schoenen na een celinspectie op 11 november 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het ondoenlijk is voor het uitvoeren van een celinspectie aan te geven in welke staat de zich op de cel bevindende goederen verkeren. Klager geeft aan dat er een winkelhaak in zijn jas is
gekomen en dat de zolen van zijn schoenen zijn losgeraakt. Het personeel dat bij de inspectie betrokken was heeft aangegeven dat er geen goederen beschadigd zijn. De winkelhaak is niet tijdens de celinspectie ontstaan. De wachtcommandant gaf voor de
inspectie al aan dat er een gat in de voering van de jas zat en was daarom extra alert in verband met mogelijke contrabande die in de jas verstopt zou kunnen zitten. Er bevinden zich geen logboekbladen bij de stukken, omdat deze alleen worden
bijgehouden in het geval van bijzonderheden bij een celinspectie. Hiervan was in dit geval geen sprake.

Klager heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij met vier gedetineerden op de cel verbleef. Op het moment dat de celinspectie zou worden uitgevoerd heeft ieder de kasten op slot gedaan en de schoenen naast de kast gezet. De beschadigde jas was
nieuw en er zat geen gat in voorafgaand aan de inspectie. De binnenzolen van zijn schoenen zijn helemaal kapot. Klager begrijpt niet dat de schoenen zodanig gecontroleerd moesten worden dat daarbij de zolen stuk gingen. De schoenen waren ook nieuw en
zijn voor klager deze kreeg door de scan gehaald.
Klagers raadsvrouw heeft in haar reactie nog toegevoegd dat het los zitten van een voering iets anders is dan een winkelhaak. Deze winkelhaak is tijdens de zitting van de beklagcommissie geconstateerd. Deze winkelhaak zat aan de buitenzijde en niet,
zoals in beroep gesuggereerd wordt, aan de binnenzijde.

3. De beoordeling
Bij gebleken beschadigingen is het aan de gedetineerde om aannemelijk te maken dat de schade door toedoen van het personeel is ontstaan. In dit verband heeft de unit-directeur ter zitting aangegeven dat bij een celinspectie enkel aantekeningen in het
logboek worden gemaakt indien er sprake is van bijzonderheden. Van bijzonderheden zou niet zijn gebleken, ofschoon een melding omtrent een geconstateerd defect, zoals in casu een gat in een kledingstuk, zou kunnen worden opgenomen. Het had op de weg
van
de directeur gelegen er voor zorg te dragen dat een melding als de onderhavige zou zijn genoteerd.
Op de zitting van de beklagcommissie is vastgesteld dat bij de jas van klager de voering los zat. Nadere inspectie toonde aan dat zich in de jas ook een winkelhaak bevond. Klager heeft hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van de
celinspectie schade is ontstaan, te meer nu de verklaring van klager hieromtrent door de unit-directeur onvoldoende is weerlegd.
Het beroep zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de schoenen wordt overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de schade aan de schoenen door toedoen van het personeel ten tijde van de celinspectie zou zijn ontstaan. Het beroep zal op dit onderdeel mitsdien gegrond worden
verklaard.
Klager zal, vorenstaande in aanmerking genomen, de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de schade aan de jas ongegrond en bevestigt wat dit onderdeel betreft de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de schade aan de schoenen gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming van € 25,= toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven