Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37220/GV, 18 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/37220/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 november 2023 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers schoonmoeder is kort na de bestreden beslissing, op 14 november 2023, overleden. Het is wrang dat in de bestreden beslissing staat dat naar het oordeel van verweerder geen acuut levensbedreigende situatie bestaat. Overigens heeft de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) positief geadviseerd op klagers verzoek en daarbij is aangegeven dat er sprake is van een beperkte levensverwachting van enkele maanden, maar dat dit altijd moeilijk te voorspellen is. 

Ten tijde van de bestreden beslissing is ten onrechte geen aanleiding gezien om een actualisering van het eerdere advies van 23 augustus 2023 te vragen, terwijl twee maanden waren verstreken sinds het advies waarin werd aangegeven dat sprake was van een levensverwachting van een aantal maanden. Verder is er vanuit de politie, de vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg positief advies uitgebracht. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder
Klager zou in beginsel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beroep, omdat het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep is verzocht om klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal verweerder het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen. 

Uit het advies van de medisch adviseur van 23 augustus 2023 komt naar voren dat er geen sprake was van een levensbedreigende situatie. Klagers schoonmoeder had een kwaadaardige aandoening die niet meer behandeld werd. Zij was daarom niet in staat om zelfstandig naar de inrichting af te reizen. De medisch adviseur geeft in het advies aan dat er sprake is van een beperkte levensverwachting van enkele maanden, maar dat dit niet met zekerheid te voorspellen is. 

Voor zover klager betoogt dat het op de weg van verweerder had gelegen om een actueel advies in te winnen, geldt dat het inwinnen van de voor de beoordeling van de verlofaanvraag benodigde adviezen primair onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt en dat uit het selectieadvies van 2 november 2023 geen aanwijzingen naar voren komen waaruit blijkt dat er sprake was van een gewijzigde, verslechterde situatie. 

In het licht van voornoemd advies heeft verweerder aangenomen dat er geen sprake was van levensgevaar zoals bedoeld in artikel 23 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Daarnaast behoort klagers schoonmoeder niet tot de in artikel 25 van de Regeling genoemde relaties. 

In artikel 21, derde lid, van de Regeling staat dat incidenteel verlof niet wordt verleend wanneer de gedetineerde binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of re-integratieverlof en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd. Uit het selectieadvies volgt dat klager reeds in aanmerking komt voor kortdurend re-integratieverlof en in zijn detentie- & re-integratieplan is het re-integratiedoel ‘ik wil mijn familieband onderhouden’ opgenomen. Er kon daarom geen incidenteel verlof worden verleend ten aanzien van onderhavig verzoek. 

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 17 september 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van veertien jaar met aftrek, wegens kort gezegd poging tot moord en mishandeling. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op                14 januari 2026.

De ontvankelijkheid
Verweerder heeft aangevoerd dat klager in beginsel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep, omdat zijn schoonmoeder inmiddels is overleden. Dat zou nu anders zijn, omdat klager om een tegemoetkoming heeft verzocht. Dat is niet juist. De omstandigheid dat klagers schoonmoeder inmiddels is overleden, was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet aan de orde. Om die reden zal de beroepscommissie de bestreden beslissing inhoudelijk beoordelen (vergelijk RSJ 7 april 2021, 21/20465/GV).

De regelgeving 
In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. In het derde lid van dat artikel staat dat incidenteel verlof niet wordt verleend wanneer de gedetineerde binnen een maand na de beoogde verlofdatum in aanmerking komt voor invrijheidstelling of re-integratieverlof en het beoogde bezoek in dat kader kan worden afgelegd. 

Op grond van artikel 23 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende schoonouder van de gedetineerde. 

De inhoudelijke beoordeling 
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om zijn zieke schoonmoeder voor een laatste keer te bezoeken. 

Uit het advies van de medisch adviseur van 23 augustus 2023 volgt dat verlof op medische gronden geïndiceerd werd geacht. Hoewel er op dat moment blijkens het advies geen sprake was van een acute levensbedreigende situatie, was er wel sprake van een beperkte levensverwachting van enkele maanden. Daarbij maakte de medisch adviseur nog de opmerking dat dit altijd moeilijk te voorspellen is. 

De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het voor verweerder in de rede had gelegen om te informeren naar de actuele gezondheidstoestand van klagers schoonmoeder op het moment dat verweerder de bestreden beslissing nam. De medisch adviseur had op 23 augustus 2023 vastgesteld dat er geen sprake was van een levensbedreigende situatie; dit kon – gelet op de verdere inhoud van het advies – ten tijde van de bestreden beslissing in november 2023 anders zijn. Dat volgens verweerder uit het selectieadvies niet naar voren is gekomen dat de situatie van klagers schoonmoeder zou zijn gewijzigd, maakt naar het oordeel van de beroepscommissie niet dat verweerder zonder meer uit mocht gaan van een ongewijzigde situatie. 

Voor zover verweerder in beroep stelt dat artikel 21, derde lid, van de Regeling zich tegen het verlenen van incidenteel verlof aan klager zou verzetten, volgt uit het advies van de inrichting dat er nog niet kon worden ingezet op kortdurend re-integratieverlof, omdat er in klagers behandeling eerst diverse scenario’s moesten worden besproken en waarborgen moesten worden ingebouwd voor een veilig verloop van re-integratieverlof. Er zou daarvoor een evaluatiemoment van de behandeling worden ingepland. De beroepscommissie is gelet op het advies van de inrichting van oordeel dat artikel 21, derde lid, van de Regeling in dit geval daarom niet aan klager kan worden tegengeworpen.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat klagers schoonmoeder inmiddels is overleden. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu hij zijn schoonmoeder niet heeft kunnen bezoeken en dit in de toekomst ook niet meer mogelijk is. Zij zal deze vaststellen op €30,-.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-. 


Deze uitspraak is op 18 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven