Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35508/TA, 20 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35508/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    20 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het onderzoek aan zijn lichaam op 8 juni 2023.

De beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 
9 augustus 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (K-2023-103). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. T. Šandrk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft K. Tieland, juridisch medewerker bij het kantoor van 
mr. T. Šandrk, en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 
10 november 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid
De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De klacht is gericht tegen de beslissing van het hoofd van de instelling van 8 juni 2023, inhoudende het onderzoek aan klagers lichaam op grond van artikel 23 van de Beginselwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Klager heeft hierover op 15 juni 2023 een beklagformulier ingevuld. Hij heeft de klacht derhalve binnen de termijn opgesteld. Klager beschikte echter nog niet over postzegels. Hij verbleef op de inkomstenafdeling van de instelling. Praktische zaken moesten nog geregeld worden. Zo ook het bestellen van postzegels. Klager heeft wel geprobeerd om tijdig een postzegel te verkrijgen of te kopen, maar kreeg deze niet verstrekt. De instelling heeft vervolgens, wegens het ontbreken van een postzegel, geweigerd om het beklagformulier in te dienen. Nu klager het beklag niet zelf kon indienen heeft hij op 16 juni 2023 zijn raadsvrouw verzocht om namens hem de klacht in te dienen. Dat is gedaan op 16 juni 2023. De niet-ontvankelijkverklaring dient achterwege te blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. Klager meent dat hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet in verzuim is. Klager dient te worden ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijk
Klager is op donderdag 8 juni gevisiteerd. Het hoofd van de instelling heeft niet gemotiveerd waarom klager gevisiteerd diende te worden. Er was geen gegronde reden om specifiek klager te visiteren. Klager heeft geen betrokkenheid bij drugproblemen in de instelling. In klagers zorgplan staat opgenomen dat hij niet bekend is met drugsgebruik. Al zijn urinecontroles zijn negatief gebleken. Ook in het PBC-rapport staat dat klager zich verre gehouden heeft van drugsgebruik. Bovendien heeft klager sinds zijn plaatsing in de instelling nog geen bezoek kunnen ontvangen van zijn naasten. Naast het feit dat er geen reden was om klager te visiteren is de visitatie buitenproportioneel, omdat het ondergaan van een visitatie zeer ingrijpend is. Het is een inbreuk op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Er zijn ook minder ingrijpende maatregelen denkbaar, zoals een kamercontrole, een onderzoek aan zijn kleding of een urinecontrole. De beslissing van de directeur om klager te visiteren is gelet op het bovenstaande onredelijk en onbillijk. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Ontvankelijkheid
Klager is op 10 mei 2023 na een overplaatsing in de huidige instelling opgenomen. Hij is toen op de inkomstenafdeling geplaatst. Dit betreft de afdeling Koraal. Klager heeft bij zijn plaatsing op deze afdeling de kliniekregels ontvangen. De instelling verwacht dat een verpleegde zelf voor postzegels zorgt. Dit is ook in de kliniekregels opgenomen. Indien een verpleegde niet van de afdeling af mag en daardoor niet zelf postzegels kan verkrijgen, dan is de instelling bereid daarin te faciliteren. Klager heeft na de visitatie aangegeven dat hij een klacht wilde indienen en dat hij contact zou opnemen met zijn raadsvrouw. Vervolgens heeft hij geen actie ondernomen en pas op de zevende dag, op 15 juni 2023, wederom aangegeven dat hij een beklag wilde indienen. Het personeel heeft toen aan hem uitgelegd dat hij zelf voor een postzegel dient te zorgen en dat ze het klaagschrift zonder een postzegel niet voor hem kunnen verzenden. Het is niet duidelijk of klager die dag van de afdeling af mocht. Er is echter niet gerapporteerd dat klager op 15 juni 2023 aan het personeel heeft verzocht om een postzegel voor hem aan te schaffen. Klager verbleef al sinds 10 mei 2023 in de instelling en heeft dus voldoende tijd gehad om de kliniekregels te lezen zodat hij had kunnen weten dat hij zelf verantwoordelijk is voor postzegels. Tijdens de bemiddelingsprocedure heeft klager ten overstaan van de maandcommissaris erkend dat hij de kliniekregels niet heeft gelezen. Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

Inhoudelijk
Er waren binnen de instelling signalen van drugshandel. Het bezit van en de handel in drugs zijn in de instelling niet toegestaan. Naar aanleiding van deze signalen is de instelling scherper toezicht gaan houden, waaronder bij het dagactiviteitencentrum (DAC) waar verpleegden elkaar kunnen ontmoeten. Bij de instelling is bekend dat verpleegden daar handelen in drugs. Klager is ’s avonds met een medeverpleegde bij het DAC gezien. Hij bevond zich op dat moment al in de ruis. Daarop is besloten om klager en de medeverpleegde aan hun lichaam te onderzoeken zodat kon worden uitgesloten dat zij drugs bij zich droegen. Er heeft een gesprek plaatsgevonden alvorens klager is gevisiteerd, waarin hem de reden van de visitatie is medegedeeld. Klager is toen gelijk in de verdediging geschoten en is in discussie gegaan. Hij heeft aangegeven dat hij de visitatie onredelijk vond, maar hij heeft daaraan wel meegewerkt en hij was vervolgens vrij snel weer goed in contact met het personeel. Ook heeft er een kamercontrole plaatsgevonden. Er is niets aangetroffen. Er kan niet met zekerheid worden gezegd of er destijds een extra urinecontrole is ingezet, maar de reguliere (ad random) urinecontrole was negatief.

 

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft geoordeeld dat klager het beklag te laat heeft ingediend en dat er in dit geval geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ook heeft de beklagrechter overwogen dat klager klaagt over een voor alle patiënten geldende regel in de instelling dat de patiënt voor de juiste postzegels op de envelop zorgt, die niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat er geen sprake is van een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt).

Anders dan de beklagrechter, stelt de beroepscommissie op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klagers klacht niet is gericht tegen de voor alle patiënten geldende regel in de instelling dat de patiënt voor de juiste postzegels op de envelop zorgt.
Klagers beklag is gericht tegen het onderzoek aan zijn lichaam op 8 juni 2023. Klager heeft naar voren gebracht dat hij ten onrechte niet in zijn beklag is ontvangen, omdat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De vraag die voorligt is of er in dit geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De beroepscommissie overweegt hierover als volgt. 

Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Als dag waarop het klaagschrift is ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris dan wel de dagtekening, bedoeld in het tweede lid. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 8 juni 2023 is onderzocht aan zijn lichaam op grond van artikel 23 Bvt. De beklagtermijn is dus op 9 juni 2023 gaan lopen en liep tot en met 15 juni 2023. Het klaagschrift is op 16 juni 2023 door de secretaris van de commissie van toezicht ontvangen. Daarmee is het beklag buiten de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen ingesteld. Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Klager verbleef sinds 10 mei 2023 in de instelling en hij heeft ruimschoots de tijd gehad om de kliniekregels te lezen waarin is bepaald dat verpleegden zelf voor postzegels dienen te zorgen. Voorts blijkt uit het verslag van de maandcommissaris dat dit tevens op het beklagformulier staat vermeld. 
Klagers stelling dat hij tijdig heeft geprobeerd om aan een postzegel te komen vindt geen steun in de overige stukken. De omstandigheid dat klager op 15 juni 2023 niet over een postzegel beschikte, en zodoende zijn beklag niet tijdig kon verzenden, maakt niet dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 20 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, M. Bakker MSc en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven