Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1865/GV, 11 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1865/GV

betreft: [klager] datum: 11 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Dogan, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De instanties die om advies zijn gevraagd, hebben geen bezwaar tegen de verlofverlening. De afwijzing heeft klager dan ook zeer verbaasd. De verlofaanvraag is door de inrichting veelvuldig met klager en
zijn raadsvrouw besproken. Wat betreft de openstaande zaak is niet te voorspellen, wanneer de Hoge Raad arrest gaat wijzen. Klager is vanwege een vergissing overgeplaatst vanuit een b.b.i. naar een gesloten inrichting. Het hiertegen ingestelde beroep
is
ongegrond verklaard. Klager meent dat hij hiervan niet langer het slachtoffer kan en mag zijn. Ook vanwege zijn huidig positief functioneren in de inrichting en het goed doorlopen van meerdere weekendverloven, meent klager dat er niets aan in de weg
staat om de verlofaanvraag toe te wijzen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wil graag doorfaseren, maar dat is afgewezen vanwege een openstaande strafzaak waarvan nog niet duidelijk is of deze tijdens klagers detentie onherroepelijk wordt. Het
betreft een zaak waarbij klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Tilburg heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch is akkoord met het te verlenen verlof. De politie Breda heeft geen bezwaar tegen
verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 juni 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van de memorie van toelichting bij artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting mag een gedetineerde om in aanmerking te komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in een gerechtelijke procedure op grond waarvan de
oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen schuiven. Vast is komen te staan dat klager ter zake een andere strafzaak dan waarvoor hij thans is gedetineerd, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Uit telefonische inlichtingen van de
griffie van de Hoge Raad komt naar voren dat het cassatieberoep op 14 juni 2007 is ingediend en de advocaat van klager op 24 april 2008 een schriftuur heeft ingediend. De zaak, die thans aanhangig is bij de advocaat-generaal voor het nemen van een
conclusie, heeft volgens de griffie de aanduiding spoed meegekregen in verband met klagers detentie. De griffie kan evenwel niet exact aangeven wanneer de Hoge Raad arrest zal wijzen. Normaliter is de behandelduur één jaar. De beroepscommissie acht het
aannemelijk dat voor het einde van de nieuwe zaak het cassatieberoep zal zijn behandeld. Zij overweegt dat in deze nog aanhangige strafzaak (opnieuw) een langdurige vrijheidsstraf is opgelegd. Gelet op deze omstandigheden is de beroepscommissie van
oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 11 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven