Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35452/GM, 8 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35452/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem bij binnenkomst in de inrichting geen extra matras is verstrekt en dat hij niet arbeidsongeschikt (AO) is verklaard.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 7 december 2023.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is op 9 januari 2023 van de PI Dordrecht, waar hij AO was, naar de PI Roermond overgeplaatst. De arts in de PI Roermond heeft zonder klager te bekijken of te evalueren beslist dat klager geen AO-status en geen dubbel matras kreeg. Daardoor zijn klagers rugklachten en slaapproblemen verergerd. Uiteindelijk hebben ze klager naar het ziekenhuis gestuurd om een MRI-scan en röntgenfoto te laten maken. De resultaten van de MRI-scan hebben aangetoond dat klager inderdaad rugklachten heeft en dat het beter voor hem zou worden als hij een dubbel matras krijgt. Maar de arts wilde hem alsnog naar de arbeid sturen. Klager is naar de arbeid gegaan, maar de werkmeester heeft hem terug naar de afdeling gestuurd. Pas na vijf maanden heeft klager een AO-status en een dubbel matras gekregen. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij vanaf juni 2023 en vanaf oktober 2023 tot oktober 2024 de AO-status heeft gekregen vanwege zijn rugklachten. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor de vijf maanden (januari tot juni 2023) dat ze hebben geweigerd naar hem te kijken. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Er zijn geen ernstige afwijkingen geconstateerd in de rug van klager. Door zowel het ziekenhuis als twee verschillende artsen zijn geen medische bezwaren geconstateerd om deel te kunnen nemen aan de arbeid. Ter zitting heeft het hoofd zorg nader toegelicht dat naar aanleiding van de bevindingen van de medisch specialist klager een speciaal matras heeft gekregen. Dit had wellicht eerder gekund wanneer klager eerder naar de specialist was doorverwezen, maar de inrichtingsarts zag daarvoor eerder geen indicatie. De AO-status waar klager op doelt is volgens het hoofd zorg niet op grond van een medische indicatie. Door het multidisciplinair overleg en het afdelingshoofd is bepaald dat klager niet naar de arbeid hoefde. Het hoofd zorg weet niet wat de afwegingen waren. 

 


3. De beoordeling
Matras
Klager was bij binnenkomst in de inrichting op 9 januari 2023 bekend met rugklachten waarvoor hij eerder een extra matras had gekregen wat hij tijdens de medische intake heeft aangegeven. De orthopedisch chirurg heeft in zijn verslag van 23 juni 2023 naar aanleiding van het onderzoek naar klagers rugklachten in overweging gegeven dat een ‘medisch’ matras wel mildere klachten zou kunnen geven. Klager heeft vervolgens een speciaal matras gekregen.  

De beroepscommissie overweegt dat een medisch matras niet bestaat: er is geen consensus over welke kenmerken een matras moet hebben om als ‘medisch’ te kunnen worden betiteld. Dat sluit evenwel niet uit dat in sommige gevallen een niet-standaard of aangepast matras moet worden aangeboden als een standaardmatras niet afdoende aansluit bij aanhoudende klachten. 

Nu bekend was dat klager eerder een extra matras had gekregen voor zijn rugklachten en de bevindingen van de medisch specialist bevestiging bieden voor klagers standpunt, had het in de rede gelegen dat de medische dienst was ingegaan op de specifieke gezondheidsklachten van klager en dat de inrichtingsarts zich eerder had ingespannen om informatie over klagers problematiek te verkrijgen. Nu klager pas maanden later is onderzocht en hij naar aanleiding van de resultaten daarvan alsnog een speciaal matras heeft gekregen, heeft de inrichtingsarts naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende invulling gegeven aan zijn zorgplicht en moet het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van dit klachtonderdeel worden aangemerkt als in strijd met de norm als bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b. van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

AO
De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een PI niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. De omstandigheid dat klager, zoals hij stelt, eerder tijdens zijn detentie in de PI Dordrecht wel AO was verklaard, betekent niet dat de inrichtingsarts van de PI Roermond om die reden niet zorgvuldig de arbeidsongeschiktheid van klager heeft beoordeeld. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de PI Roermond kunnen worden verricht, zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging moeten maken of klager AO moet worden geacht.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichtingsarts kunnen concluderen dat klager niet AO verklaard hoefde te worden. De inrichtingsarts had – op basis van de toestand van klager – geadviseerd dat klager rugsparende werkzaamheden kon verrichten. De medisch specialist adviseerde naar aanleiding van zijn onderzoek om de belastbaarheid aan te passen en eventueel pijnstilling te verstrekken. Er waren geen (ossale dan wel posttraumatische) afwijkingen zichtbaar op de röntgenfoto en MRI-scan. Het hoofd zorg heeft in zijn reactie aangegeven dat zowel het ziekenhuis als twee verschillende artsen geen medische bezwaren hebben geconstateerd om deel te kunnen nemen aan de arbeid. Hoewel klager uiteindelijk niet hoefde deel te nemen aan de arbeid, was er geen medische indicatie voor een AO-status, zoals door het hoofd zorg ter zitting toegelicht. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van dit klachtonderdeel niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot het matras gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-. 
De beroepscommissie verklaart het beroep over de arbeids(on)geschiktheid ongegrond.


Deze uitspraak is op 8 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven