Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1949/GV, 11 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1949/GV

betreft: [klager] datum: 11 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 1 augustus 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw mr. M.L. Plas om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster is in tegenstelling tot de politie en de advocaat-generaal van mening dat zij wel een bijdrage kan leveren aan het oplossen van de vermissing van haar zeventien jaar oude dochter,
indien haar straf wordt onderbroken. Als moeder weet zij op welke plaatsen haar dochter gewoonlijk verbleef. Zij kan gerichter zoeken dan bijvoorbeeld de politie. Zij zal zich niet aan verdere executie van haar straf onttrekken en is bereid zich aan de
door de beroepscommissie te stellen voorwaarden te houden zoals het dagelijks melden bij de politie. Het strafrestant is voor klaagster geen reden om zich aan de verdere tenuitvoerlegging te onttrekken, te meer daar zij binnenkort in aanmerking kan
komen voor elektronisch toezicht dan wel een verblijf in een half open inrichting. De eventuele uitlevering aan België kan niet bij de beoordeling van het verzoek worden betrokken. Klaagster zit niet in de uitleveringsbewaring. Zij verblijft niet
illegaal in Nederland. Klaagster kan niet meer eten, drinken en slapen, omdat zij denkt dat haar dochter ontvoerd is en/of dood is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Volgens klaagster is haar dochter verdwenen. De politie heeft aangegeven dat een bijdrage van de familie geen enkele meerwaarde heeft. Daarbij is klaagster tijdens een eerder verleende schorsing niet teruggekeerd. Uit de verkregen informatie is tevens
gebleken dat klaagster wordt uitgeleverd aan België en dit is een contra-indicatie voor vrijheden buiten de inrichting zonder begeleiding.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft in verband met klaagsters eerdere onttrekking aan detentie negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven dat klaagster zich in de onderhavige zaak eerder middels schorsing van de voorlopige hechtenis heeft onttrokken aan detentie. Indien wordt ingestemd met strafonderbreking, is de
kans zeer groot dat zij zich opnieuw aan de executie zal onttrekken. Voorts zal zij na ommekomst van de detentie worden uitgeleverd aan België en kan strafonderbreking op geen enkele wijze aan het oplossen van de gestelde vermissing van de dochter
bijdragen.
De politie van Capelle aan den IJssel heeft bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klaagster heeft beroep in cassatie aangetekend tegen de door het gerechtshof opgelegde gevangenisstraf van 33 maanden, met aftrek, vanwege (gekwalificeerde) diefstal. Voorts dient zij eventueel vier dagen gijzeling op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Haar voorlopige einddatum is bepaald op 25 december 2008.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaat met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 juncto artikel 23 en artikel 24 van de Regeling staan de situaties beschreven, waarbij strafonderbreking verleend kan worden. Naar het
oordeel van de beroepscommissie is de gestelde vermissing van klaagsters dochter geen gebeurtenis in de persoonlijke sfeer, waarbij klaagsters aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is. Voorts heeft klaagster zich tijdens de schorsing van haar
voorlopige hechtenis gedurende een periode van meer dan twee en een half jaar onttrokken aan detentie en dit vormt een forse contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigt de afwijzing van klaagsters verzoek om strafonderbreking. Gelet op het
bovenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven