Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32134/TA en 23/32135/TA, 12 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32134/TA en 23/32135/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 24 mei 2022 tot verlenging van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg (ICU-B) met een half jaar (VE-2022-76 in beroep 23/32135/TA en VE-2022-63 in beroep 23/32134/TA).

De beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug heeft op 9 februari 2023 het beklag VE-2022-76 en VE-2022-63 bij afzonderlijke uitspraken mondeling ongegrond verklaard. Alleen in beroep 23/32135/TA is een uitgewerkte uitspraak ontvangen. Deze uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. N. Hannaart en […], hoofdbehandelaar (telefonisch), gehoord op de zitting van      24 november 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. […], jurist bij de instelling, kon door verkeersomstandigheden niet tijdig ter zitting aanwezig zijn. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager acht het verblijf op de ICU-afdeling (vanaf 26 november 2021) onnodig, ongezond en inhumaan, zeker nu is gezegd dat hij daar zal blijven in afwachting van zijn LFPZ-plaatsing. Het zal gezien de wachtlijst lang duren voordat die plaatsing gerealiseerd zal worden. Klager wijst op rapportages van onafhankelijke deskundigen van 23 en 27 juni 2022, waarin wordt gezegd dat klager geen psychotische stoornis heeft en niet in de LFPZ maar in een LVB-setting hoort te zitten. Dit was eerder ook al door het PBC aangegeven. De instelling beschikt niet over een LVB-afdeling. Ook volgens de LAP moet alles op alles gezet worden via een traject met medicatie om een LFPZ-plaatsing mogelijk alsnog af te wenden vanwege de lange LFPZ-wachtlijst. Klager wil zelf ook graag verder en resocialiseren. Klager heeft personeel aangeklaagd bij het Tuchtcollege voor verschillende zaken, zoals het stellen van een verkeerde diagnose en het indienen van een LFPZ-aanvraag. Het enige wat er met klager op de ICU-afdeling wordt gedaan is het houden van celinspecties en urinecontroles, waarbij niets wordt gevonden. 
Klager verblijft al te lang op een ICU-afdeling waar hij niet thuishoort. Klager is niet groepsontwrichtend. Klager wil naar een reguliere afdeling totdat hij extern wordt overgeplaatst.
Onlangs is weer een nieuwe beslissing tot verlenging van klagers verblijf op de ICU genomen, ondanks dat klager vooruitgang laat zien en de door hem ingediende tuchtklachten heeft ingetrokken. Klager snapt niet waarom zijn verblijf op een ICU-afdeling zo lang moet duren. Klager heeft zich lang als een lastpak gedragen, maar dat is nu niet meer zo. Het aantal door hem ingediende klachten is enorm afgenomen. Klager heeft vertrouwen in zijn huidige hoofdbehandelaar, maar is bang dat het allemaal te lang gaat duren en dat vindt hij niet eerlijk.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Er is in mei 2022 een voorzichtige samenwerkingsrelatie met klager opgebouwd, waarbij het behandelteam van mening is dat dit komt door de intensieve ondersteuning die hem geboden kan worden op de ICU-afdeling. In 2023 laat klager vooruitgang zien waarbij hij grote stappen heeft gemaakt. Klager is nu bereid om naar zichzelf te kijken en aan zichzelf te werken. Voortzetting van zijn verblijf op een ICU-afdeling is nog van belang, omdat klager nog deels afhankelijk is van een duidelijke en gestructureerde omgeving waar zijn mentoren de tijd hebben om dingen met hem te bespreken. Het behandelteam wil hem langere tijd in beeld hebben. Als klager langere tijd stabiel is gebleken, zal bekeken kunnen worden wat een vervolgstap zou kunnen zijn. Inmiddels is het Centrum voor Consultatie en Expertise gevraagd om daarover mee te denken en wordt in december 2023 hun advies verwacht. In januari 2024 zal dan een concreet behandelplan met een tijdspad voor verdere stappen verwacht kunnen worden. Klager heeft een beperkt programma op een individuele ICU-afdeling, maar hij heeft wel meer vrijheden dan de gemiddelde ICU-bewoner, waarbij getoetst wordt in hoeverre het goed gaat als hij buiten de ICU-afdeling met medebewoners van andere afdelingen werkt.

 


3. De beoordeling
In beroep is uitsluitend de beslissing van 24 mei 2022 tot verlenging van klagers verblijf op de ICU-afdeling B aan de orde. Nadien genomen verlengingsbeslissingen zijn in dit beroep niet aan de orde.

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie twee beklagzaken met afzonderlijke beklagnummers heeft aangemaakt inzake deze beslissing van 24 mei 2022 en daarin bij afzonderlijke mondelinge uitspraken de klachten ongegrond heeft verklaard. Nu alleen ten aanzien van klacht VE 2022-76 een uitgewerkte uitspraak is ontvangen, zal alleen het daartegen gerichte beroep met zaaknummer 23/32135/TA inhoudelijk worden behandeld. 
De beroepscommissie zal in beroep met zaaknummer 23/32134/TA klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in klacht VE-2022-63 waarin geen uitgewerkte uitspraak is ontvangen, nu die klacht ziet op dezelfde beslissing van 24 mei 2022 en niet tweemaal over eenzelfde beslissing kan worden geklaagd.  

Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat ten tijde van de bestreden beslissing van 24 mei 2022 enige vorm van stabiliteit in klagers functioneren is bereikt. Voortzetting van klagers verblijf op een ICU-afdeling wordt op dat moment door het behandelteam noodzakelijk geacht, omdat bij afschaling van toezicht en intensieve zorg onduidelijkheid, achterdocht en grensoverschrijdingen direct zullen toenemen. Ter voorkoming van verslechtering van het toestandsbeeld waarmee de orde en veiligheid van de instelling in het geding komen, kon daarom op 24 mei 2022 in redelijkheid beslist worden tot een langer verblijf van klager op een ICU-afdeling. Het is zeer positief te noemen dat klager sinds februari 2023 tot op heden een goede vooruitgang laat zien, maar dat neemt niet weg dat daarvan op 24 mei 2022 nog geen sprake was. Het beroep 23/32135/TA zal daarom ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep 23/32135/TA ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie; zij verklaart klager in beroep 23/32134/TA alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.


Deze uitspraak is op 12 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, dr. T. Jambroes en drs. F.W. Post, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven