Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35220/JA, 19 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35220/JA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager], geboren op [geboortedatum] 2001 (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen:
a.    de omstandigheid dat zijn behandelcoördinator niet objectief is, omdat zij zijn therapeut is geweest (RE2023/48);
b.    een doseerprogramma voor de duur van dertien dagen, ingaande op 11 februari 2023 (RE2023/54).

De beklagrechter bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad heeft volgens de aantekening mondelinge uitspraak op 24 juli 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. en beklag b. ongegrond verklaard. De naar aanleiding van het beroep uitgewerkte uitspraak is – naar de beroepscommissie begrijpt – per vergissing gedateerd op 22 mei 2023. Deze uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft de directeur gevraagd om pagina 2 van het doseerprogramma toe te sturen, omdat deze pagina ontbrak, en om toe te lichten wat de aanleiding van het doseerprogramma was. De directeur heeft daarop het volledige doseerprogramma toegestuurd en aangegeven dat de aanleiding daarvoor op pagina 2 staat. De beroepscommissie heeft het doseerprogramma gedeeld met klager en zijn raadsman.

De beroepscommissie (zelf deels digitaal aanwezig) heeft klager en zijn raadsman gehoord op de zitting van 28 november 2023 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Het lid van de beroepscommissie mr. S.C.M. Wouda-van Velzen moest de zitting – door de uitloop daarvan – voortijdig verlaten. Aan klager en zijn raadsman is gevraagd of zij er bezwaar tegen hadden dat zij zou meebeslissen op basis van het dossier, het gedeelte van de zitting dat zij wel aanwezig was en de (interne) notities van wat daarna nog is besproken op de zitting. Klager en zijn raadsman hebben aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
De behandelcoördinator heeft informatie die zij had vanuit haar rol als therapeut (in dezelfde JJI) gebruikt in haar nieuwe rol als behandelcoördinator. Dit doet afbreuk aan haar objectiviteit. Dit betreft geen puur feitelijk handelen van een personeelslid. Het gaat erom dat de behandelcoördinator van een jeugdige niet zijn voormalige therapeut mag zijn geweest.

Niet alles wat in een gecreëerde, vertrouwelijke sfeer met een therapeut gedeeld wordt, wordt in het traject met alle andere betrokken medewerkers gedeeld. Klager had een goede relatie met de therapeut. Hij heeft destijds iets gedeeld over de relatie met zijn moeder. Toen zijn moeder later contact opnam met haar, heeft zij dingen verkeerd geïnterpreteerd door de informatie die zij al had. Dit was voor klager zeer nadelig. In een andere beklagzaak heeft de directie aangegeven dat deze gang van zaken niet kan en dat het niet meer gebeurt, maar hier wordt beweerd dat er niets aan de hand is. 

Beklag b.
Klager heeft ongeveer drie à vier weken een doseerprogramma gehad. Klager werd al die tijd afgezonderd van de groep. Dat is slecht voor zijn ontwikkeling. Klager moest op zijn kamer blijven toen de anderen recreëerden, terwijl hij zich hetzelfde gedroeg. Klager is het niet eens met de redenen én niet met het feit dat hij niet door een psycholoog of psychiater is gezien. Over klagers geestelijke en mentale ontwikkeling is ook niets terug te vinden in het dossier. Het doseerprogramma is ook verlengd zonder dat klager is gezien door een psycholoog of psychiater.

Klagers scholings- en trainingsprogramma (STP) is een tijd geleden beëindigd en hij zou voor korte duur worden teruggeplaatst. Maar het duurt nu allemaal al veel langer. Er zouden nieuwe strafbare feiten zijn, wat later is gerectificeerd maar wat nog wel in adviezen is terug te lezen.

Wat de JJI op papier heeft gezet, komt niet overeen met de werkelijkheid. Er zijn geen incidenten geweest. Het enige wat in twaalf maanden is voorgevallen, is dat er contrabande is aangetroffen in februari 2023. Er waren geen agressieve incidenten. Brandstichting is wel een ernstige aantijging voor het enkele feit dat er een rookmelder is afgegaan. In het doseerprogramma is daarnaast nog benoemd: een respectloze houding, het niet-opvolgen van instructies, een negatieve houding op de groep en schelden en schreeuwen. Daarin herkent klager zich niet. Als dat allemaal zo was geweest, dan was hem daarvoor wel eerder een ordemaatregel opgelegd.

Klager heeft ook beklag ingesteld tegen de (tweedaagse) ordemaatregel die voorafging aan het doseerprogramma. Dat beklag is gegrond verklaard, omdat de inrichting niet kon vaststellen of klager is gevraagd of hij gehoord wilde worden.

Standpunt van de directeur
Klager verbleef tot 4 oktober 2023 in de JJI Lelystad. Er is om overplaatsing gevraagd, vanwege de ontwrichtende werking van klager op het leefklimaat op de afdeling en vanwege een dusdanig verstoorde samenwerking met het behandelteam dat het behandeltraject was gestagneerd. Klager kan moeilijk autoriteit verdragen. Hij leek doelbewust de kwetsbaarheden van medewerkers op te zoeken en te gebruiken om de ander te raken. De veiligheid van de medewerkers leek in het geding te komen. Dit beroep lijkt een persoonlijke kwestie, gericht tegen de behandelcoördinator.

 

3. De beoordeling
Beklag a.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het feit dat de behandelcoördinator eerder klagers therapeut is geweest, kan als zodanig namelijk niet worden gezien als een beslissing zoals bedoeld in van artikel 65 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.
Aanleiding
Het doseerprogramma is opgelegd op grond van artikel 23, derde lid, aanhef en onder a, van de Bjj. Dit betekent dat de uitsluiting of beperking ten hoogste een week mag duren. Daarna kan de termijn steeds met een week worden verlengd, indien de directeur na overleg met een gedragsdeskundige tot het oordeel komt dat de uitsluiting of beperking nog steeds noodzakelijk is (vierde lid).

In het doseerprogramma staat over klager:

“We zien in je gedrag dat het meedraaien in de dagroutine en het functioneren in de leefgroep leidt tot irritaties waarbij je een respectloze houding aanneemt naar het personeel en je je negatieve stemming ventileert op de afdeling.”

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan deze observatie te twijfelen. Het feit dat klager hiervoor niet eerder een ordemaatregel is opgelegd, is niet voldoende voor de conclusie dat dit niet zou kloppen. Daarnaast blijkt uit de reactie van de directeur op een ander klaagschrift (dat zich in dit dossier bevindt) dat op 8 februari 2023 en 9 februari 2023 – beide keren na het afgaan van het brandalarm – is geconstateerd dat klager een joint had gerookt op zijn cel. Dit was de directe aanleiding voor de ordemaatregel en het daaropvolgende doseerprogramma.

De beroepscommissie vindt het begrijpelijk dat klager tegen deze achtergrond (en na de kortdurende ordemaatregel) een doseerprogramma is opgelegd, omdat dit noodzakelijk werd geacht in het belang van zijn geestelijke ontwikkeling. Bij de oplegging van een dergelijke uitsluiting of beperking is overleg met een gedragsdeskundige niet vereist.

Langer dan een week
Het doseerprogramma is echter opgelegd voor de duur van dertien dagen (van 11 tot en met 24 februari 2023). Dat mag niet volgens de wet. Het feit dat in het doseerprogramma wordt vermeld dat er op 17 februari 2023 een evaluatie zal plaatsvinden, doet hier niet aan af. Na zeven dagen had het doseerprogramma – op grond van een nieuwe beslissing en na overleg met een gedragsdeskundige – wel verlengd kunnen worden. In het dossier zit echter geen nieuwe beslissing en er is ook niet gesteld of gebleken dat er na een week overleg met een gedragsdeskundige heeft plaatsgevonden. 

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen voor zover deze ziet op het doseerprogramma langer dan een week en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe.

In het doseerprogramma staat dat klager in principe het reguliere dagprogramma zou volgen en alleen bij een respectloze houding naar zijn kamer zou worden gestuurd. Ter zitting heeft klager echter gesteld dat hij al die tijd apart van de groep heeft gedraaid. Nu de directie niet ter zitting is verschenen, heeft zij niet duidelijk kunnen maken wat het doseerprogramma in de praktijk precies voor klager heeft betekend. De beroepscommissie zal tegen deze achtergrond de tegemoetkoming in redelijkheid vaststellen op €50,-.

Langer dan twee weken
Klager heeft op de zitting aangegeven dat het doseerprogramma is verlengd en dat hij drie à vier weken apart van de groep heeft gedraaid. Die stelling vindt geen steun in het dossier, maar is bovendien niet eerder aangevoerd. Wat er na 24 februari 2023 precies is gebeurd, valt daarom buiten de reikwijdte van dit beklag. De beroepscommissie gaat hier dan ook niet verder op in.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond voor zover dit betrekking heeft op het doseerprogramma langer dan een week, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 19 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven