Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34913/GM, 18 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34913/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet werd doorverwezen naar het ziekenhuis voor een operatie.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 7 december 2023.
Drs. A.A.J. Jeurissen, lid van RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit het bemiddelingsverslag blijkt dat aan klager niet de mogelijkheid is geboden om zijn klachten schriftelijk of mondeling toe te lichten. Er is onvoldoende aandacht voor klagers borst- en tepelklachten. In het bijzonder kan klager zich niet vinden in de beslissing van de inrichtingsarts dat een operatie niet noodzakelijk is en dat hij daarom niet naar een ziekenhuis wordt doorverwezen. Klager heeft geruime tijd geleden bij de medische dienst aangegeven dat hij een verharding/knobbels voelt in zijn borsten en dat hij daarvan veel pijn ervaart. Klager heeft aangegeven dat hij in september 2021 dezelfde klachten heeft gehad en dat toen door de inrichtingsarts van de PI Vught is besloten om hem te verwijzen naar het Jeroen Bosch ziekenhuis voor een operatie. Na de operatie waren de (pijn)klachten verdwenen. 

Klager heeft aangegeven dat hij desnoods zelf de kosten voor de operatie wil dragen. Het is voor klager niet te begrijpen dat er geen medische noodzaak is voor een operatie. Klager heeft dezelfde klachten en pijn als in september 2021 en niet blijkt van andere (medische) inzichten op grond waarvan op dit moment moet worden aangenomen dat een operatie niet opportuun of doelmatig is. Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de medische dienst zijn klachten bagatelliseert. 

Daarbij speelt een rol dat de inrichtingsarts heeft aangegeven dat er bij klager sprake is van een prima uitstelbare aandoening, terwijl de verwachte einddatum van klager ligt in 2028. Op dit moment komt klager niet in aanmerking voor vrijheden en er zal op korte termijn geen detentiefasering of invrijheidsstelling (kunnen) plaatsvinden. Dit betekent dat klager de operatie niet zelf op korte termijn kan organiseren en dat de (pijn)klachten bij klager de komende jaren niet zullen verdwijnen. Dit vooruitzicht is voor klager zeer onbevredigend. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij een flinke knobbel – de beroepscommissie begrijpt: ongeveer ter grootte van een walnoot - in zijn linkerborst heeft en dat hij inmiddels is overgeplaatst naar de PI Almelo waar is besloten om klager wel naar het ziekenhuis te sturen om te onderzoeken of een operatie geïndiceerd is. 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Een eerdere ingreep geeft geen automatische indicatie om deze weer uit te laten voeren. De inrichtingsarts heeft met de eerder betrokken plastisch chirurg van het Jeroen Bosch Ziekenhuis vastgesteld dat er geen indicatie bestond om weer te opereren en dat de aandoening op dat moment uitstelbare zorg betrof. Om een zo volledig mogelijk beeld te vormen, is gebruikgemaakt van aanvullend beeldonderzoek in de vorm van een echo. Er bleek vooral sprake te zijn van onderhuids vetweefsel en geen klierweefsel. Het advies was daarom om niet te opereren. Klager heeft kenbaar gemaakt zelf de ingreep te willen bekostigen. Dit gaat niet via de medische dienst, maar moet in afstemming met de PI. Klager heeft zijn klacht uitvoerig kunnen bespreken met medewerkers van de PI. Klager kon daarna altijd om een herbeoordeling vragen.

 

3. De beoordeling
In het medisch dossier valt te lezen dat klager op 22 juli 2022 bij de verpleegkundige heeft aangegeven dat hij knobbels heeft aan zijn rechter- en linkerborst. Klager gaf daarbij aan dat hij in september 2021 was geopereerd en dat hij merkte dat het weer groeide en erg gevoelig was aan beide kanten. Aan de rechterkant van zijn borst was een knobbel voelbaar van ongeveer 1 centimeter en aan de linkerkant een knobbel van ongeveer een halve centimeter. Klager is toen door de huisarts onderzocht en op 1 september 2022 heeft de huisarts telefonisch contact opgenomen met de plastisch chirurg in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, die aangaf dat er waarschijnlijk sprake was van vetweefsel en dat er geen medische noodzaak was voor een heroperatie. Een echo werd geadviseerd om tot een diagnose te komen. Klager is doorverwezen voor het maken van een echo en daaruit bleek met name dat er sprake was van vetweefsel en minimale gynaecomastie beiderzijds. Aan de hand van de uitslag van de echo heeft de inrichtingsarts overleg gehad met de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft aangegeven dat sprake was van uitstelbare zorg en dat als de arts en de specialist van mening zijn dat de klachten dusdanig ernstig zijn dat uitstellen echt niet kan, het advies is om dan te opereren. Klager mocht voor een second opinion naar een andere huisarts. De chirurg en de inrichtingsarts zagen toen geen noodzaak tot behandeling, zoals valt te lezen bij de aantekeningen in het medisch dossier bij 28 februari 2023. 

Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie dat de inrichtingsarts klagers klachten serieus heeft genomen en zorgvuldig heeft gehandeld door hem te onderzoeken en aanvullend onderzoek te laten verrichten in het ziekenhuis. Ook heeft de inrichtingsarts kennisgenomen van de medische voorgeschiedenis van klager en overleg gehad met meerdere artsen. Gelet op de uitkomst van het onderzoek in het ziekenhuis en gezien het overleg met de medisch adviseur en de medisch specialist, is de beslissing van de inrichtingsarts om klager destijds niet door te verwijzen voor een operatie niet onzorgvuldig of onjuist te noemen. De inrichtingsarts heeft mogen afgaan op de juistheid van de informatie van de medisch specialist en heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het vooralsnog uitstelbare zorg betrof. De beroepscommissie begrijpt, mede gelet op de toelichting ter zitting, dat dit niet betekent dat sprake was van uitstelbare zorg tot het einde van klagers detentie, maar tot de klachten dermate ernstig zijn dat een operatie alsnog geïndiceerd is. 
De omstandigheid dat inmiddels – ruim driekwart jaar later – de situatie is veranderd en klager alsnog naar het ziekenhuis wordt gestuurd voor nader onderzoek, bevestigt dit en doet niet af aan het oordeel dat destijds een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 18 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven