Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35322/GB, 13 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35322/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    13 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan om een standpunt met betrekking tot de vraag of klager onder het overgangsrecht penitentiair programma (PP) valt.  

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 augustus 2023 per e mail aangegeven dat klager niet in aanmerking komt voor het overgangsrecht PP. 

Klagers raadsman, mr. P.W. Hermens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 2 januari 2023 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat – na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties – een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 6 juni 2025.

De wet- en regelgeving
Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:
-    aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;
-    hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;
-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;
-    hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;
-    hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Gelet op het overgangsrecht gelden andere termijnen voor een gedetineerde:
-    die vóór 1 december 2021 onherroepelijk is veroordeeld en waarbij de detentie ook voor die datum is aangevangen, of
-    van wie de voorlopige hechtenis vóór 1 december 2021 is aangevangen,
als de einddatum van zijn detentie vóór 1 december 2024 valt. In dat geval geldt op grond van artikel 4 (oud) van de Pbw dat de gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een PP, indien:
-    aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;
-    hij vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan;
-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken en maximaal een jaar.

De ontvankelijkheid
De vraag die allereerst moet worden beantwoord, is of hier sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 17 of 18 van de Pbw, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan geen sprake. Verweerder geeft in de mail van 3 augustus 2023 aan dat klager niet in aanmerking komt voor het overgangsrecht PP. In die beslissing wordt (nog) geen definitieve beslissing genomen over feitelijke deelname aan een PP. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep (vergelijk RSJ 27 juni 2014, 14/1650/GB). 

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, als klager wel had kunnen worden ontvangen in zijn beroep, dit niet zou kunnen leiden tot een gegrondverklaring van dat beroep. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 6 juni 2025. Zelfs wanneer klager wél onder het overgangsrecht PP zou vallen, geldt dat hij dus een strafrestant heeft van meer dan een jaar en dat hij op dit moment daarom sowieso niet in aanmerking komt voor deelname aan een PP. 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep. 


Deze uitspraak is op 13 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven