Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32204/GA, 15 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32204/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    15 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen van de casemanager met betrekking tot zijn verlofaanvragen.

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 14 februari 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (ZS-ZZ-2022-506). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. A.D. Renshof in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager stelt dat er eerder adviezen opgevraagd hadden moeten worden ten behoeve van zijn verloven, nu hij in maart al een motivatiebrief had geschreven voor een verlof. Ondanks dat klager in maart een motivatiebrief heeft geschreven, heeft hij pas in april verlof aangevraagd voor de maand mei. De adviezen worden pas aangevraagd op het moment dat er een verlofaanvraag wordt ingediend. Dit heeft onder andere te maken met de bruikbaarheid en recentheid van de adviezen. 

Nadat klager verlof had aangevraagd, zijn direct de adviezen opgevraagd. Zo is op 3 mei 2022 aan de backoffice verzocht om de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en het verlofadres aan te schrijven inzake het verzoek om kortdurend re-integratieverlof. Dit is dezelfde week nog opgepakt. De verschillende adviezen zijn respectievelijk op 11 mei 2022, 17 mei 2022 en 23 mei 2022 teruggekomen. Op 11 juni 2022 is het Informatiepunt Detentieverloop (IDV) aangeschreven. Een verlofaanvraag kan pas doorgestuurd worden als alle adviezen binnen zijn, zodat er een gedegen advies richting de selectiefunctionaris kan worden gestuurd. Klager diende veel aanvragen in, terwijl hij wist dat de adviezen nog niet binnen waren. 

De beklagrechter gaat in de uitspraak enkel in op het niet-antwoorden op de aanvulling van de klacht, maar hierbij wordt voorbijgegaan aan de daadwerkelijke inhoud van de klacht. Klager is wel degelijk op de hoogte gesteld van de voortgang van zijn verlofaanvragen. Er wordt immers altijd een terugkoppeling gegeven. Daarbij dient klager zijn advocaat te voorzien van de benodigde informatie en is de casemanager in beginsel geen gesprekspartner van de advocaat. 

Standpunt van klager
Klager is niet op de hoogte gehouden van de verlofaanvragen. Dit wordt door de directie niet onderbouwd. Het mailcontact bewijst dat klager niet op de hoogte is gehouden. In beginsel geldt zeker dat klager de advocaat moet voorzien van informatie, maar als hij niet van informatie wordt voorzien, dan is het logisch dat hij zich tot de advocaat wendt. De manier waarop de advocaat is bejegend namens de inrichting is ook klachtwaardig. 

 

3. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen het niet ontvangen van hulp van de casemanager bij het krijgen van verlof. Klager heeft verschillende verlofaanvragen ingediend, waaronder voor 14 juli 2022. Hij vernam dat zijn verlofaanvraag ‘on hold’ was gezet, maar de inrichting heeft klager hierover niet geïnformeerd. De casemanager is hier ook niet achteraangegaan en heeft geen inspanningen verricht om het verlof alsnog mogelijk te maken. De casemanager heeft niet voortvarend gehandeld, aldus klager. 

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager verschillende verlofaanvragen heeft ingediend voor het kunnen bezichtigen van een woning. Dit was voor klager van belang in het kader van zijn re-integratie en om de laatste tien maanden van zijn detentie in aanmerking te kunnen komen voor deelname aan een penitentiair programma. De eerste verlofaanvraag heeft klager in april ingediend, voor een verlof in mei. Naar aanleiding hiervan zijn op 3 mei 2022 adviezen bij de politie en het OM opgevraagd en is het verlofadres aangeschreven. De verschillende adviezen zijn op 11, 17 en 23 mei 2022 ontvangen. Vervolgens is op 11 juni 2022 het IDV aangeschreven. Het is de beroepscommissie op grond van de stukken echter niet duidelijk geworden wat er vervolgens met de verlofaanvraag is gebeurd en welke stappen de casemanager nog heeft ondernomen om het verlof mogelijk te maken. 

Uit de stukken blijkt dat klager vervolgens nog een aantal keren verlof heeft aangevraagd, waaronder op 16 juni 2022 voor het bezichtigen van een woning op 14 juli 2022. Deze aanvraag is besproken door de vrijhedencommissie, maar nu er nog enkele vragen waren, is de behandeling aangehouden. Uit de mailwisseling tussen klager en de casemanager blijkt onder meer dat er vragen waren over hoe klager de huur van de woning zou kunnen betalen. Hoewel de beroepscommissie het begrijpelijk acht dat hierover nadere informatie bij klager is opgevraagd, is zij van oordeel dat deze informatie ook al eerder bij klager had kunnen worden opgevraagd. Waarom dit pas naar aanleiding van een latere verlofaanvraag is gedaan, is de beroepscommissie onduidelijk. Het is overigens ook onduidelijk wat er met klagers overige verlofaanvragen is gebeurd. Daarover heeft de directeur zich niet uitgelaten. 

De verlofaanvraag is, na ontvangst van de benodigde informatie, vervolgens op 6 juli 2022 ingediend bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ). Gelet op het feit dat klager al in april een eerste verlofaanvraag heeft ingediend, en gelet op het doel waarvoor het verlof werd gevraagd, acht de beroepscommissie dit tijdsverloop onredelijk lang. DIZ heeft de verlofaanvraag daarna ‘on hold’ gezet, nu er sprake was van een nieuw wetsartikel. Daardoor dienden nog een delictanalyse en risicotaxatie opgesteld te worden. Uiteindelijk heeft de Minister voor Rechtsbescherming op 6 september 2022 ingestemd met een wijziging van het artikel waarin dit verplicht werd gesteld. Nu het bezichtigen van een woning niet meer mogelijk was, heeft klager, na overleg met zijn casemanager, de aanvraag op 27 september 2022 ingetrokken. Vervolgens is ingezet op het aanvragen van een kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van contact met het sociaal netwerk. 

Hoewel het niet aan de directeur te wijten is dat de verlofaanvraag door DIZ ‘on hold’ is gezet, is het naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat klager tijdig op de hoogte is gesteld van de reden dat zijn verlofaanvraag/-aanvragen ‘on hold’ zijn gezet en welke gevolgen dat voor klager zou hebben. Uit de overgelegde e-mails blijkt namelijk dat klager op 22 augustus 2022 nog heeft verzocht om duidelijkheid omtrent zijn verlofaanvragen. Het was ook wenselijk geweest als adequater was omgegaan met de verschillende informatieverzoeken vanuit klager en zijn raadsvrouw. 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld c.q. dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken (vergelijk in die zin RSJ 22 november 2023, 22/29646/GA). Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagrechter het beklag dan ook terecht gegrond verklaard. 

De beroepscommissie ziet echter aanleiding om de aan klager toegekende tegemoetkoming te matigen, nu niet gebleken is dat klager enkel door het toedoen van de casemanager uiteindelijk geen verlof heeft genoten voor het bezichtigen van een woning. De beroepscommissie zal het beroep alleen om die reden gegrond verklaren en de hoogte van de tegemoetkoming naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €20,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-.

Voor het overige bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 15 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven