Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28963/GA, 4 maart 2024, Beroep
Uitspraakdatum:04-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/28963/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    4 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

 

1. De procedure
Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a.    de omstandigheid dat hij niet aanwezig mag zijn bij het plaatsen of verlaten van een (nieuwe) celgenoot in zijn cel (PL2021/828);
b.    de handhaving van het rookbeleid (PL2021/829);
c.    de omstandigheid dat hij in zijn verblijfsruimte geen afsluitbare opbergruimte heeft voor privéspullen (PL2021/847).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 10 augustus 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a, beklag b ongegrond verklaard en beklag c gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €20,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. Ten aanzien van beklag c is het beroep gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

 

2. De beoordeling
Beklag a
Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagrechter aan te vullen of te wijzigen.

Beklag b
Klager klaagt over de omstandigheid dat hij dagelijks last heeft van het niet handhaven van het rookbeleid en dat het zijn gezondheid schaadt. Roken is alleen toegestaan op cel met gesloten deur, maar hier wordt volgens klager nooit op gelet. Personeel rookt op cel bij gedetineerden en het personeel staat ook in de deuropening te roken. 

De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag is gericht tegen een algemene situatie, die niet specifiek klager betreft. Daarom is het beklag vergelijkbaar met een beklag tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. 

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet dient een rookverbod ingesteld, aangeduid en gehandhaafd te worden in justitiële inrichtingen. Uit de memorie van toelichting bij de Tabaks- en rookwarenwet volgt dat een van de doelstellingen van de wet is de bescherming van de niet-roker tegen tabaksrook.

De directeur heeft in beklag aangegeven dat het beleid is dat er op cel gerookt mag worden indien de deur van de cel is gesloten. Navraag bij het personeel op de afdeling heeft uitgewezen dat het personeel er zoveel mogelijk op toeziet dat er op cel wordt gerookt met de deur gesloten. Als gezien wordt dat een gedetineerde staat te roken, bijvoorbeeld in de deuropening van zijn cel, dan wordt hij daar op aangesproken en verzocht om te roken op cel met de deur dicht. Als een gedetineerde op cel aan het roken is en de deur staat op een kier, dan is dit niet altijd direct onder de aandacht van het personeel. Het is voor het personeel niet te doen om dit dagelijks bij iedereen te controleren. Er is de directeur in elk geval niet gebleken dat het rookbeleid niet wordt gehandhaafd. Ten aanzien van het handhaven geldt een inspanningsverplichting. Hier wordt volgens de directeur in voldoende mate aan voldaan. 

De beroepscommissie ziet geen redenen om te twijfelen aan wat de directeur heeft aangevoerd. Nu het beklag is gericht tegen een algemene situatie en, gelet op de feitelijke situatie zoals hiervoor beschreven, is niet aannemelijk geworden dat er sprake is van strijd met wet- of regelgeving. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beklag. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag b.

Beklag c
De beklagrechter heeft het beklag over de omstandigheid dat klager geen afsluitbare opbergruimte heeft voor privéspullen, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen, gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,-. Klager wil graag een hogere tegemoetkoming.

De beroepscommissie overweegt dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om hem een hoger bedrag toe te kennen dan de beklagrechter heeft gedaan en kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a en beklag c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.


Deze uitspraak is op 4 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven