Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25578/GA, 8 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25578/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij niet van tevoren is geïnformeerd over het politieverhoor op 21 januari 2021, als gevolg waarvan hij geen bijstand heeft gehad van zijn advocaat tijdens dit verhoor.

De beklagrechter bij de PI Grave heeft op 20 januari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (GO 2021/57). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. J.C. Reisinger in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Primair is klager niet ontvankelijk in zijn beklag, omdat er geen sprake is van een beklagwaardige beslissing. 

Subsidiair geldt dat klager op 21 januari 2021 door de politie is verhoord, nadat er van tevoren telefonisch door de politie een afspraak is gemaakt om een bezoekruimte en tijdstip te reserveren. Bezoekafspraken worden op de interne bezoeklijst genoteerd. Deze bezoeklijst wordt aan de afdeling doorgegeven. Wanneer het afdelingspersoneel op de bezoeklijst ziet staan dat er een afspraak is gepland, informeren zij de gedetineerde hier in de praktijk doorgaans nog over en geeft men aan dat hij niet verplicht is om te gaan. Of dat in dit geval ook is gebeurd, is niet meer te achterhalen. Hierover is niets gerapporteerd. 

De in artikel 27c van het Wetboek van Strafvordering vastgelegde normen zijn, voor zover deze zien op de informatieplicht aangaande de rechten van de verdachte tijdens en voorafgaand aan een verhoor, gericht aan de actoren in het opsporingsproces en niet aan de directeur van de inrichting waar een verdachte verblijft. De verhorende ambtenaren hadden klager voor aanvang van het verhoor (nogmaals) op zijn rechten kunnen en moeten wijzen. Navraag leert dat door de politie schriftelijk opgeroepen verdachten middels een informatieblad dan wel in de uitnodigingsbrief over hun rechten en plichten worden geïnformeerd. Klager had zelf kunnen kiezen om af te zien van medewerking aan het verhoor.

Klagers advocaat heeft aangevoerd dat de politie klager niet kon bereiken. Als de politie wil dat er informatie aan een gedetineerde wordt verstrekt, kan daartoe per brief contact worden opgenomen met de gedetineerde. In spoedgevallen kan de politie per e-mail verzoeken om bepaalde informatie (bijvoorbeeld betreffende een verhoor) aan gedetineerden te verstrekken. Dat is in dit geval niet gebeurd. Niet kan worden gesteld dat de directie in haar zorgplicht is tekortgeschoten.

Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag tweeledig is: enerzijds de omstandigheid dat klager niet van tevoren is geïnformeerd over het politieverhoor op 21 januari 2021 en anderzijds de omstandigheid dat hij daardoor geen consulatie en/of verhoorbijstand heeft ontvangen van zijn advocaat.

Niet informeren over een politieverhoor
Het niet van tevoren informeren van een gedetineerde over een politieverhoor kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem. Als voldoende belang bij het beklag ontbreekt – wat dus losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

In de door klager gestelde omstandigheden, namelijk dat hij eenmalig niet van tevoren is geïnformeerd over een politieverhoor, zou geen structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur kunnen zijn. Daarom heeft klager onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van dit onderdeel van het beklag. Hij kan daarom niet worden ontvangen in dit onderdeel van het beklag.

Geen bijstand bij politieverhoor
Klager klaagt erover dat hij, als gevolg van de omstandigheid dat hij niet is geïnformeerd over het politieverhoor, hierbij geen rechtsbijstand heeft gehad. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie ziet klagers beklag niet op een beslissing van de directeur, een verzuim of weigering van de directeur om te beslissen of op een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur, op grond waarvan beklag openstaat op de voet van artikel 60, eerste en tweede lid, van de Pbw. Dat het politieverhoor uiteindelijk doorgang heeft gevonden zonder consulatie- en/of verhoorbijstand van een advocaat, is de keuze van klager geweest. Klager heeft immers recht op consultatie- en verhoorbijstand en had hierom kunnen verzoeken. De directeur heeft hier verder geen rol in. Klager kan daarom niet worden ontvangen in dit onderdeel van het beklag.

Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.


Deze uitspraak is op 8 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven