nummer: 08/1712/GA
betreft: [klager] datum: 5 september 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Veenhuizen,
gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2008 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2008, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, en [...], unit-directeur van de gevangenis Veenhuizen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen na een overplaatsing.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De circulaire Vrachtvervoer houdt in dat wordt getekend voor het aantal dozen dat in de inrichting ontvangen wordt. Er wordt niet getekend voor de inhoud van de dozen. De dozen worden namelijk uitgepakt in het bijzijn van de gedetineerden. Het is niet
uitvoerbaar om de dozen uit te pakken in het bijzijn van de vervoerder. Dat is ook niet in het belang van de gedetineerden, omdat zij dan langer op hun spullen moeten wachten. In dit geval staat vast dat de ketting niet in één van de dozen zat.
Geconcludeerd kan worden dat de ketting niet is ingepakt in Dordrecht. De directeur is niet verantwoordelijk voor de gang van zaken in Dordrecht.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had een gouden en zilveren ketting in de kluis van zijn cel opgeslagen. Klager zelf en de bewaarders hadden een sleutel van die kluis. Klager was niet aanwezig bij de ontruiming van zijn cel. Klager mist naast zijn gouden ketting, ook nog een
ventilator en een plugkabel. Klager had de gouden ketting ongeveer twaalf jaar in zijn bezit. Hij had het van zijn grootvader gekregen. Klager weet niet wat de waarde van die ketting is. Klager wil zijn ketting terug.
Uit jurisprudentie blijkt dat de verantwoordelijkheid van goederen overgaat op de ontvangende inrichting als voor ontvangst van de dozen wordt getekend. Dit is hier het geval. De inhoud van de dozen had gecontroleerd moeten worden voordat getekend werd
voor ontvangst. Nu de inhoud niet volledig was, had direct een onderzoek ingesteld moeten worden. In dit geval is aan klager geadviseerd om te wachten op de volgende vracht.
3. De beoordeling
In beroep is aan de orde of de ontvangende inrichting verantwoordelijk kan worden gesteld voor de inhoud van de geleverde dozen en het feit dat de beklagcommissie geen compensatie heeft vastgesteld.
De beroepscommissie overweegt het volgende. Het ontruimingsverslag, zoals dat is opgemaakt in de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, vermeldt onder meer ‘diverse kettinkjes met zilveren of goudkleurige hangers’. Op 11 maart 2008 zijn zeven dozen met
goederen van klager ontvangen in de gevangenis Veenhuizen. Voor de ontvangst is getekend. De badmeester heeft de inhoud van deze dozen, in aanwezigheid van klager, gecontroleerd en vastgesteld dat de gouden ketting, een ventilator en een plugkabel
ontbraken. Op het vervoer van goederen van gedetineerden zijn van toepassing de circulaires van de minister van Justitie van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ en 20 december 1996, kenmerk 586080/96/DJI. De in deze circulaires vervatte regeling
houdt, voor zover hier van belang, met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden het volgende in: als uitgangspunt geldt ‘dat de verzendende inrichting aansprakelijk is
voor de vracht. Na tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus, afhankelijk van het feit of er wel of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de
ontvangende inrichting te worden gedeponeerd’. In casu betekent dit dat de aansprakelijkheid voor klagers goederen is overgegaan op de ontvangende inrichting. Gelet hierop moet het beroep ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen. Bij gebrek aan aanknopingspunten zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op € 25= waarbij zij aangetekend dat een tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor
het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan het hoofd van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot
de civiele rechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van gronden.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 5 september 2008
secretaris voorzitter