Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29758/GA, 31 januari 2024, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29758/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    31 januari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een rectificatie in een uitgebracht selectieadvies.

De beklagcommissie bij [inrichting] heeft op 28 september 2022 het beklag ongegrond verklaard (S-2021-728). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R. van Leusden, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van [inrichting] (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Daarna heeft mr. M.A. Lubbers de bijstand van klager in dit beroep overgenomen. De beroepscommissie heeft haar het dossier toegestuurd.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Volgens de beklagcommissie is de zin “Een voorbeeld hiervan is dat betrokkene aangeeft dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden” een indruk, mening of conclusie van de directeur. Die kwalificatie is onjuist, althans onbegrijpelijk gemotiveerd. Klager heeft van begin af aan betwist dat hij deze woorden heeft geuit.

Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf en wordt in dat kader onderzocht door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Delen van zijn strafdossier en detentiedossier worden in dat onderzoek beoordeeld. Onjuistheden in het detentiedossier kunnen de uitkomst van het onderzoek dus negatief beïnvloeden, terwijl dit onderzoek ongeveer klagers enige hoop is om zich ooit weer in de maatschappij te kunnen begeven. 

Standpunt van de directeur
De directeur heeft niet op het beroep gereageerd.



3. De beoordeling
De feiten
De directeur heeft op 25 maart 2021 een selectieadvies opgesteld en daarin aan de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) geadviseerd om klager over te plaatsen. In dit selectieadvies staat onder meer:

“Opmerkelijk is het gedrag welke betrokkene de laatste tijd laat zien. Hij verstrekt bewust, zowel onjuiste als juiste informatie over zaken die op de afdeling spelen aan het personeel. Een voorbeeld hiervan is dat betrokkene aangeeft dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Echter na het bekijken van camerabeelden blijkt hier niets van waar te zijn. Opvallend is dat het bewust verstrekken van zowel onjuiste als juiste informatie aan het personeel zich de laatste tijd meerdere malen heeft voorgedaan. Betrokkene weet (en verwacht) dat het personeel in actie komt en doet hier vervolgens navraag naar. Dit manipulatieve gedrag van betrokkene ontregelt het reilen en zeilen op de afdeling en komt de relatie met het personeel niet ten goede.”

De Minister heeft op 30 maart 2021 beslist om klager over te plaatsen. Daartegen heeft klager bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. In dat beroep heeft klagers raadsman verzocht om de camerabeelden (waarover hiervoor wordt gesproken) te bekijken. De beroepscommissie heeft dat verzoek afgewezen omdat “(het bestaan van) deze vechtpartij in het midden [kan] blijven” (RSJ 16 september 2021, 21/21255/GB). De beroepscommissie verklaarde het beroep uiteindelijk ongegrond.

Op 7 oktober 2021 heeft klagers (toenmalige) raadsman aan de directeur verzocht om de bovenstaande alinea te rectificeren. De directeur heeft dat verzoek op 12 oktober 2021 afgewezen, omdat het selectieadvies een “definitief document” zou zijn waarin de directeur geen aanpassingen meer kan doen. Daartegen heeft klagers raadsman beklag ingesteld. In beklag heeft de raadsman het verzoek verduidelijkt, in die zin dat “Een voorbeeld hiervan is dat betrokkene aangeeft dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden” zou moeten worden aangepast in “Een voorbeeld hiervan kan echter niet worden gegeven”.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, kortgezegd omdat het (gehele) selectieadvies een mening van de directeur over klager zou zijn, waar deze zin onderdeel van uitmaakt. Het recht op verbetering is volgens de beklagcommissie niet bedoeld om meningen, indrukken en/of conclusies over een persoon te corrigeren, gelet op ABRvS 16 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0510.

De overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie is van oordeel dat (een onderdeel van) een selectieadvies niet voor rectificatie op grond artikel 22, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) in aanmerking komt. Weliswaar maakt het selectieadvies op grond van artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b, van de Penitentiaire maatregel (Pm) onderdeel uit van het penitentiair dossier en valt dit daarmee binnen de reikwijdte van artikel 51a, tweede lid, van de Wjsg, maar de opname van het selectieadvies in het penitentiair dossier strekt er niet toe om (objectieve) persoonsgegevens van klager vast te leggen. Het gaat uitsluitend om de visie die de directeur op dat moment had op klager én op de feiten. Die – tijdsgebonden – visie leent zich, zoals de beklagcommissie terecht heeft overwogen, daarom niet voor rectificatie.

Het klopt wel dat een (vermeende) uitspraak van klager die is opgenomen in het selectieadvies, op zichzelf geen mening van de directeur is (vergelijk ABRvS 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338, r.o. 2.4.1), maar omdat het gehele selectieadvies in dat kader moet worden begrepen, leent de vermelding van een (vermeende) uitspraak van klager in dit advies zich niet voor rectificatie (vergelijk Richtlijn (EU) 2016/680, overwegingen 30 en 47).

Als klager het feitelijk niet eens is met (een onderdeel van) het selectieadvies, dan kan dit aan de orde komen in het bezwaar en beroep tegen de daaropvolgende plaatsingsbeslissing van de Minister. De documenten in dat kader worden óók opgenomen in het penitentiair dossier (op grond van artikel 37, eerste lid, aanhef en onder g, van de Pm). Bij kennisname van het penitentiair dossier – bijvoorbeeld door het NIFP – kan dan ook een volledig beeld worden verkregen van de opvattingen die de verschillende partijen hadden over de feiten. Het feit dat de beroepscommissie dit punt destijds expliciet in het midden heeft gelaten, maakt dat overigens niet anders.

Nu (een onderdeel van) het selectieadvies niet voor rectificatie in aanmerking komt, is de afwijzing van klagers verzoek door de directeur juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling en wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling en wijziging van de gronden. 


Deze uitspraak is op 31 januari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven