Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29802/GA, 8 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29802/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positief bevonden urinemonster, ingaande op 19 april 2022 om 14:00 uur.

De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 28 september 2022 het beklag gegrond verklaard (S-2022-242). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht gegrond heeft verklaard. De beroepscommissie neemt hierbij nog het volgende in overweging.

De directeur verwijst in zijn beroepschrift naar RSJ 16 januari 2014, 13/2575/GA, waaruit volgt dat de – in die uitspraak gehanteerde – gemiddelde halfwaardetijd van THC van 36 uur niet onverkort op elke gedetineerde wordt toegepast. Echter, zoals de beklagcommissie ook heeft toegelicht, dient volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie voor de beoordeling van de vraag of sprake is van bijgebruik te worden uitgegaan van de THC/Kreatinineratio en moet van het meest gunstige model voor de berekening van bijgebruik van cannabis worden uitgegaan, namelijk een halfwaardetijd van maximaal veertien dagen (RSJ 12 april 2019, R-18/2392/GA).

Klager is bekend met drugsgebruik buiten de inrichting. Bij klager is binnen zes dagen na binnenkomst in de inrichting een urinecontrole afgenomen, terwijl er geen inkomsten-urinecontrole is afgenomen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of er sprake is geweest van bijgebruik.

De directeur stelt in zijn beroepschrift tevens dat de beklagcommissie voorbij is gegaan aan het feit dat een medewerker een wietgeur heeft waargenomen. Nu klager stelt een sigaret te hebben gerookt, is hiermee nog niet aannemelijk geworden dat klager wiet heeft gebruikt. De urinecontrole is juist bedoeld om dit vast te kunnen stellen.

Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 8 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven