Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34305/TA, 6 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34305/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    6 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de volgens hem verplichte deelname aan dagbesteding van 10 uur per week, omdat hij anders over onvoldoende inkomsten beschikt nu hij geen vergoeding naar draagkracht krijgt.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 6 juni 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PN 2023/31). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager (telefonisch), zijn raadsvrouw mr. T.S.S. Overes en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 25 oktober 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. 

Het lid van de beroepscommissie mr. drs. F.M.J. Bruggeman was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn, maar beslist mee op basis van de stukken en het besprokene ter zitting. 

Klager heeft na de zitting een aantal brieven nagezonden waarin hij zijn standpunt nader heeft toegelicht. Deze stukken zijn ter kennisneming doorgezonden naar het hoofd van de instelling, maar zullen niet in de beoordeling van het beroep worden meegenomen, omdat het onderzoek ter zitting is gesloten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kan in de klacht worden ontvangen, nu sprake is van een namens het hoofd van de instelling genomen beslissing inhoudende dat klager niet in aanmerking komt voor een vergoeding wegens ongeschiktheid. Dit is een langlopend conflict. Klager heeft tegen een eerdere uitspraak van de beklagcommissie geen beroep ingediend, omdat hij op dat moment zijn UWV-beslissingen niet wilde laten inzien. Hem is toegezegd dat hij de ongeschiktheidsvergoeding krijgt als hij de stukken zou inbrengen en dat heeft hij gedaan. Na november 2022 heeft klager die beslissingen laten zien aan zijn zorgmanager. Daarin staat dat bij klager sprake is van een ernstige psychische aandoening, dat hij beperkt belastbaar is en voor 100% is afgekeurd. De psychiater van de instelling heeft klager nooit een op een gesproken en aan klager is nooit gevraagd welke klachten hij vóór, na en tijdens dagbesteding ervaart.
Volgens klager heeft de instelling de procedure van de Beloningsregeling dagbesteding (ex artikelen 3.1. en 3.2) niet juist toegepast. Volgens artikel 3.2 dient bij de vaststelling van ongeschiktheid, bij mogelijke ongeschiktheid vanwege psychische draagkracht, de psychiater te beoordelen welke draagkracht naar verwachting voor een langere periode zal voortbestaan. De instelling stelt dat deze beoordeling wordt gemaakt door het behandelteam, waar een psychiater deel van uitmaakt. Dit kan echter niet leiden tot een juiste beoordeling van de draagkracht. De psychiater dient op zijn minst een gesprek met klager te voeren om een juiste beoordeling te kunnen maken, al helemaal na ontvangst van de stukken van het UWV waarin een ernstige psychiatrische aandoening is vastgesteld. Er is geen sprake van lopend onderzoek, klager wordt continu verteld dat hij geschikt is voor dagbesteding. 
Volgens de instelling is bij dagbesteding in de instelling sprake van een andere maatstaf dan bij ongeschiktheid voor arbeid volgens de UWV, maar in de eigen stukken zoals het behandelplan en het fasenbeleid gebruikt de instelling de term ‘werk’ in plaats van ‘dagbesteding’.
Klager meent dat opnieuw een redelijke beoordeling dient plaats te vinden naar zijn draagkracht. Hij voelt zich nu verplicht om naar dagbesteding te gaan. Er is sprake van dwangarbeid, omdat hij geen andere mogelijkheid heeft om een inkomen te ontvangen. De dagbesteding bij de mediatheek levert hem veel stress en spanning op, waardoor hij onvoldoende energie heeft voor zijn behandeling. Het enige wat klager wil, is een lager aantal uren dagbesteding met een aanvullende vergoeding tot 10 uren of een ongeschiktheidsvergoeding.
 
Standpunt van het hoofd van de instelling
In de stukken van de instelling wordt niet continu van arbeid in plaats van dagbesteding gesproken. Er zal aandacht voor het gebruik van de terminologie worden gevraagd. Dagbesteding is geen arbeid, maar een belangrijk onderdeel van de behandeling. Daarbij is sprake van maatwerk. Patiënten kunnen daarbij ondersteuning krijgen. De vergoeding die daarvoor wordt gegeven is geen bron van inkomsten zoals in de vrije maatschappij, maar wordt gezien als een extraatje bovenop het zak- en kleedgeld dat klager krijgt. De vergoeding draagt bij aan de eigen verantwoordelijkheid van klager en is een tool voor klager.    
Klager wordt op grond van artikel 3.1. van de Beloningsregeling dagbesteding door het multidisciplinaire behandelteam, waar de psychiater deel van uitmaakt, en Delta geschikt geacht voor het uitvoeren van dagbesteding van 10 uren per week. Daar is geen twijfel over en daarom is een beoordeling op grond van artikel 3.2 van de Beloningsregeling dagbesteding niet aan de orde.  Er worden, ook na kennisname van de stukken van het UWV, tot op heden geen redenen gezien klager te indiceren als geschikt voor deelname met beperkte draagkracht. De stukken van het UWV betreffen arbeid in de vrije maatschappij en vormen voor de behandelaren geen aanleiding om klager anders te indiceren voor dagbesteding. Niet gezien wordt dat klager door de dagbesteding veel stress ervaart. Klager ervaart stress bij veel dingen.
Klager heeft daarom geen recht op een dagbestedings-ongeschiktheidsvergoeding en ontvangt beloning op basis van het aantal deelgenomen uren dagbesteding. Hij verricht vijf tot zes uur per week dagbesteding bij de mediatheek, waar hij stukken digitaliseert. Meer uren kunnen hem bij de mediatheek niet worden aangeboden. De instelling heeft klager aangeboden om met hem naar verdere zingeving te kijken, maar klager heeft geweigerd daaraan mee te werken. Klager heeft zich inmiddels wel beschikbaar gesteld voor de bewonersraad. 
De onderhavige kwestie leidt wel tot een impasse in klagers behandeling. Bezien zal worden hoe met klager tot een oplossing kan worden gekomen. Het aantal uren dagbesteding en de beloning daarvoor zullen worden bekeken. Dit doet echter niets af aan de indicatiestelling, die zal daardoor niet veranderen omdat er voor het behandelteam geen redenen zijn voor twijfel aan de indicatiestelling zelf.

 

3. De beoordeling
Klager heeft in beklag en beroep aangevoerd dat hij dwangarbeid moet verrichten, waarmee sprake is van een klacht over vermeende schending van het verbod op dwangarbeid als vermeld in artikel 4 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten en fundamentele vrijheden van de mens (EVRM) en artikel 19 van de Grondwet (zie RSJ 30 september 2019, R-19/3299/TA). Klager zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in zijn beklag ontvangen en dit beklag inhoudelijk beoordelen.

In de bij de huisregels van de instelling behorende Beloningsregeling dagbesteding, die geldt van 1 januari 2022 tot 1 januari 2025, staat vermeld dat deelname aan dagbestedingsactiviteiten als een belangrijk onderdeel van de tbs-behandeling en het verblijf in de instelling wordt gezien. Dagbesteding draagt bij aan een goede dagstructuur, kwaliteit van leven en zingeving. Dagbesteding bevordert een gezonde leefstijl en leert de patiënt verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen gezondheid en uitvoering van activiteiten. Verder levert dagbesteding een bijdrage aan het versterken van protectieve factoren, maatschappelijke inbedding en tegengaan van hospitalisatie. Met dagbestedingsactiviteiten leren patiënten aspecten die van belang zijn bij uitstroom uit de tbs.
Zinvolle dagbestedingsactiviteiten worden in een veilige omgeving op maat aangeboden, rekening houdend met de mogelijkheden, beperkingen en wensen van de patiënt. Kwetsbare patiënten krijgen ondersteuning bij de uitvoering van de dagbestedingsactiviteiten. Deelname aan dagbesteding op maat is geïndiceerd voor alle patiënten, ongeacht hun leeftijd. Deelname wordt beloond en gestimuleerd middels een financiële vergoeding. De patiënt is niet verplicht tot deelname aan dagbesteding maar heeft ook geen recht op deelname en de hieruit voortvloeiende financiële beloning. 
De indicatiestelling dagbesteding wordt bij elke behandelplanbespreking vastgesteld en opgenomen in het behandelingsplan.  

Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn dagbestedingsactiviteiten waarvoor een patiënt, en dus ook klager, in het kader van zijn tbs-behandeling is geïndiceerd niet aan te merken als dwangarbeid als bedoeld in artikel 4 van het EVRM en artikel 19 van de Grondwet. Klager wordt in het kader van zijn tbs-behandeling gestimuleerd tot deelname aan dagbestedingsactiviteiten die een heel ander karakter en andere functie hebben dan arbeid in de vrije maatschappij, terwijl deelname daaraan op zich niet verplicht is. Arbeidsongeschiktheid in de vrije maatschappij brengt daarom niet automatisch mee dat binnen een tbs-instelling van eenzelfde arbeidsongeschiktheid sprake is.
De omstandigheid dat klager dagbestedingsactiviteiten wel ziet als arbeid en zich verplicht voelt daaraan deel te nemen om extra inkomsten te vergaren ondanks dat hij in 2014 buiten detentie arbeidsongeschikt is verklaard, kan niet leiden tot een ander oordeel. Klager is in het kader van zijn tbs-behandeling geschikt bevonden voor dagbesteding van 10 uren per week. Deze indicatiestelling en de daarbij gevolgde procedure zijn niet vatbaar voor beklag en kunnen daarom niet inhoudelijk worden beoordeeld (zie RSJ 6 oktober 2016, 16/1685/TA).

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.


Deze uitspraak is op 6 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. drs. F.M.J. Bruggeman, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven