Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/37678/GV, 1 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/37678/GV

    

           

Betreft [Klager]

Datum 1 december 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 november 2023 klagers verzoek om strafonderbreking voor de duur van twee weken afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M. Aygün, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wil strafonderbreking voor de duur van twee weken, omdat hij en zijn partner hun derde kind verwachten. Klagers partner is op 30 november 2023 uitgerekend. Ondanks dat de vrijhedencommissie positief heeft geadviseerd voor het verlenen van strafonderbreking voor zeven dagen en de politie ook geen bezwaar heeft tegen strafonderbreking, heeft verweerder gekozen om aan klager strafonderbreking te verlenen voor drie dagen. Volgens verweerder is de noodzaak tot het verlenen van een langere periode onvoldoende gebleken. Daarnaast zou er geen medische indicatie zijn voor een langere duur voor de strafonderbreking en zou er kraamzorg geregeld zijn voor klagers partner.

Klager is het daar niet mee eens. Het is onduidelijk hoe de bevalling zal verlopen. Het kan zijn dat er tijdens of na de bevalling complicaties optreden. Klager wil de mogelijkheid hebben om zijn partner voldoende te ondersteunen tijdens en na de bevalling. Ook wil hij in die periode zorg bieden aan hun twee andere nog jonge kinderen. Hoewel er kraamzorg is geregeld, betekent dit niet dat klagers partner de gehele dag en week kraamzorg zal ontvangen, omdat de praktijk leert dat kraamzorg voor maximaal vier uur per dag wordt verleend. Verder is aan klager eerder strafonderbreking verleend, vanwege de uitvaart van zijn moeder. Dat is goed verlopen.

Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat er voldoende onderzoek is gedaan naar en rekening is gehouden met de persoonlijke situatie van klager. Het is voor klager niet begrijpelijk waarom verweerder voor een kortere periode voor strafonderbreking heeft gekozen dan waar klager om heeft verzocht. Het verzoek is om het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

 

Standpunt van verweerder

De medisch adviseur heeft in een advies van 14 november 2023 geadviseerd dat er geen medische indicatie bestaat voor strafonderbreking voor twee weken, omdat de zwangerschap van klagers partner tot op heden ongecompliceerd is verlopen. Ook is er voor een langere periode na de bevalling kraamzorg geregeld. Om die reden is er geen sprake van de noodzakelijke verzorging van een ernstig zieke of een in psychische nood verkerende levenspartner.

Daarnaast is klagers partner niet enkel aangewezen op hulp van hem. Uit het selectieadvies volgt dat klagers partner en haar kinderen inwonen bij haar vader en broers. Ook familie kan zorgdragen voor klagers partner. Dat klager stelt dat de familieleden beperkt beschikbaar zijn, maakt niet dat zij de partner en de kinderen niet kunnen ondersteunen na de bevalling.

De stelling dat er te weinig uren per week kraamzorg zouden zijn, is niet voldoende onderbouwd. Daarbij merkt verweerder nog wel op dat uit de informatie van het Zorginstituut Nederland blijkt dat de hoeveelheid kraamzorg die wordt toegewezen (minimaal 24 uur en maximaal 80 uur verdeeld over tien dagen), wordt bepaald in overleg met de aanstaande moeder of ouders tijdens een intakegesprek.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 12 juli 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meerdere malen gepleegd. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 29 december 2026.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling is bepaald dat – voor zover hier van belang – strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder of voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

Hoewel klagers wens om aanwezig te zijn bij zijn partner tijdens en/of kort na de geboorte van hun kind begrijpelijk is, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat niet voldoende is gebleken van de noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking langer dan door verweerder is verleend. De beroepscommissie slaat daarbij met name acht op het advies van de medisch adviseur van 14 november 2023, omdat het verzoek, zo begrijpt de beroepscommissie, verband houdt met een gestelde medische noodzaak.

De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd, omdat de zwangerschap van klagers partner tot dusver niet problematisch verloopt. Ook – zo volgt uit het advies van de medisch adviseur – is niet gebleken dat klager op dit moment de enige is die de noodzakelijke zorg kan verlenen. Verder overweegt de beroepscommissie dat er geen aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat de beschikbare kraamzorg niet voldoende zou zijn voor klagers partner.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing om klager drie dagen in plaats van twee weken strafonderbreking te verlenen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 1 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven