Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1367/GA, 5 september 2008, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1367/GA

betreft: [klager] datum: 5 september 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 mei 2008 van de beklagcommissie bij het h.v.b./ISD Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD gehoord.
Klager en zijn raadsman mr. E.R. Weening hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie. Door klagers raadsman is om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in verband met onderzoek naar aanleiding van een collage met schokkende beelden, aangetroffen in klagers verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, ter zitting niet toegelicht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De betreffende collage hing inderdaad al langer in klagers verblijfsruimte. Er had eerder opgetreden moeten worden. Uit een in de inrichting gehouden security-audit kwam naar voren dat er een aantal dingen niet goed ging op klagers afdeling. De
directeur heeft dan de taak om in te grijpen. Tegen die achtergrond moet ook onderhavige zaak worden gezien. De aard van de collage was zodanig dat hierdoor het vermoeden kon ontstaan van eventuele radicalisering van een in de inrichting verblijvende
gedetineerde. In dat geval moet een en ander aan het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) worden gemeld. De collage was van dien aard dat deze een Gripmelding rechtvaardigde. Zo leek het erop dat de aanslagen op het World Tradecenter (WTC) in
New York de hemel in geprezen werden. Na de melding aan het Grip is klager op advies van het Grip in afzondering geplaatst. Vervolgens is het Grip een en ander gaan onderzoeken en uiteindelijk heeft het Grip gemeld dat klager niet verdacht werd van
radicalisering of andere activiteiten, zoals beïnvloeding van andere gedetineerden in die inrichting, die Gripaandacht benodigden. Voor zijn medegedetineerde, die in klagers cel verbleef, gold de vrees voor radicalisering wel. Die gedetineerde is
uiteindelijk overgebracht naar de landelijke afzonderingsafdeling. Klager heeft de afzondering voor de volle duur van de in de beschikking genoemde termijn uitgezeten. De grondslag voor de onderhavige ordemaatregel was het waarborgen van de orde, rust
en veiligheid in de inrichting.

3. De beoordeling
Namens klager is om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Het verzoek aanhouding van de behandeling wordt daarom afgewezen.

Bij de beoordeling kan worden uitgegaan van het volgende. Naar aanleiding van het aantreffen van een collage met daarop al dan niet bewerkte beelden van (onder meer) leden van het koninklijk huis, Osama Bin Laden en de vliegtuigkapers van de aanslagen
op het WTC, is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd, zulks in verband met uit te voeren onderzoek. Die collage heeft langere tijd in klagers verblijfsruimte gehangen voordat de ordemaatregel werd
opgelegd. Naar de directeur heeft meegedeeld is het personeel op de afdeling in dat opzicht onvoldoende alert geweest. Het aantreffen van die collage en de inhoud daarvan zijn aan het Grip gemeld met het verzoek nader onderzoek naar klager uit te
voeren.

De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval op zich het opleggen van een ordemaatregel in afwachting van resultaten van het onderzoek naar de intenties van klager gerechtvaardigd was. De feitelijke duur van de onderhavige ordemaatregel wordt
evenwel te lang geacht. In een geval als het onderhavige had niet gewacht moeten worden op een reactie van het Grip maar had door de directeur zelf navraag moeten worden gedaan bij dat Grip naar de (vooralsnog voorlopige) resultaten van dat onderzoek.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had binnen een termijn van een dag of vier de noodzaak van een verdere voortduring van de ordemaatregel kunnen en behoren te worden getoetst. Door dit na te laten moet de onderhavige beslissing van de directeur,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt voor zover de tenuitvoerlegging langer dan drie dagen heeft geduurd. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de onderhavige beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van die toe te kennen tegemoetkoming vaststellen op
€ 110,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het beklag voor zover het ziet op de oplegging van de bestreden ordemaatregel gedurende vier dagen. Zij bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Het beroep wordt
gegrond
verklaard voor zover de duur van de bestreden ordemaatregel langer heeft geduurd dan vier dagen. Zij vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 110,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2008

secretaris voorzitter

Naar boven