Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33951/GA, 6 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33951/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    6 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen:
a.    het niet doorgeven van een terugbelverzoek op 1 februari 2023 (IJ-2023-152);
b.    onvoldoende geestelijke verzorging (IJ-2023-228).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 17 mei 2023 beklag a. gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend, klager deels niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. en dit beklag deels ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak, ten aanzien van beklag a. tegen het niet-toekennen van een tegemoetkoming en ten aanzien van beklag b. tegen het ongegrond verklaarde gedeelte.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman gehoord op de zitting van 31 oktober 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
Het is evident dat klager in zijn belangen is geraakt. Daarbij heeft hij van meet af aan verzocht om een financiële tegemoetkoming. Klager heeft het compensatieaanbod destijds niet geaccepteerd, omdat dit onaangekondigd – tijdens het sporten – werd gedaan, als een take it or leave it, zonder mogelijkheid om met zijn advocaat te overleggen (terwijl zijn advocaat de klacht had ingediend) en omdat hij het niet eens was met de hoogte daarvan. Hij voelde zich onder druk gezet. Daarnaast wilde klager de klacht sowieso voorleggen aan de beklagcommissie, ook om een signaal af te geven, nu het twee keer achter elkaar was misgegaan. Het kan klager tegen deze achtergrond niet worden verweten dat hij niet onmiddellijk heeft ingestemd met het aanbod.

Een andere beklagcommissie heeft in een andere zaak overwogen dat de inrichting, bij een poging om tot een gezamenlijke oplossing te komen, de verantwoordelijkheid heeft om de gedetineerde te wijzen op de mogelijkheid van bijstand door of overleg met een advocaat.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming van €25,- of €12,50 toe te kennen, rekening houdend met de wijze waarop het eerdere aanbod is gedaan en met een eerdere afwijzing van een verzoek van klager om met zijn advocaat te mogen bellen (wat volgt uit RSJ 31 januari 2023, 23/31769/SGA). Bij die eerdere keer heeft klager ook geen vergoeding gehad en heeft hij daar geen punt van gemaakt.

Klager vraagt de beroepscommissie om duidelijkheid te creëren over wanneer een tegemoetkoming niet meer wordt toegekend, nadat de directeur een compensatie heeft aangeboden. Dit gebeurt steeds vaker, maar de praktijk verschilt per inrichting. Gedetineerden kunnen vaak de gevolgen van zo’n compensatieaanbod niet overzien. Zij kennen de standaardbedragen ook niet uit hun hoofd.

Beklag b.
Klager wordt niet wekelijks bezocht door de geestelijk verzorger en de godsdienstige bijeenkomst duurt hoogstens een halfuur. Dit wringt met name omdat een halfuur te weinig is om het opgestelde gebedenboek door te nemen en de geestelijk verzorger heeft aangegeven dat hij langer wil blijven. Volgens het personeel van de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) is dat door de aard van de AIT niet mogelijk. 

Een redelijke uitleg van (artikel 41 van de) Penitentiaire beginselenwet (Pbw) brengt met zich mee dat een godsdienstige bijeenkomst één uur duurt. Er wordt ook een uur voor vrijgehouden, in die zin dat een gedetineerde een uur op cel verblijft als die niet deelneemt aan een godsdienstige bijeenkomst. In de Memorie van Toelichting wordt kennelijk ook uitgegaan van een uur (“… zodat de gedetineerde niet zal worden gedwongen te kiezen tussen bij voorbeeld een uur per week contact met zijn vrouw of met een geestelijke”). Dat de circulaire 470183/94/DJ is vervallen, betekent niet dat hier geen gewicht meer aan mag worden toegekend. Uit niets volgt dat de wetgever tot nieuwe inzichten is gekomen of dat de vergelijking met regulier bezoek niet meer kan worden gemaakt.

Tot slot is van belang dat de wekelijkse gebedsdienst voor moslims ook standaard een uur duurt. Daardoor is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Klager was destijds de enige rooms-katholieke gedetineerde op de AIT, maar dat zal per moment verschillen.

Klager vraagt de beroepscommissie om duidelijkheid te creëren over wat voldoende geestelijke verzorging is in het kader van de wettelijke zorgplicht van de directeur.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft niet op het beroep gereageerd.

 

3. De beoordeling
Beklag a.
De beklagcommissie heeft vastgesteld dat het terugbelverzoek op 1 februari 2023 niet is doorgegeven en heeft daarom het beklag gegrond verklaard. Dat oordeel is in beroep niet meer aan de orde. De beklagcommissie heeft echter geen tegemoetkoming toegekend, omdat – kort gezegd – klager een door de directeur aangeboden compensatie heeft geweigerd, terwijl de beklagcommissie dat een redelijk aanbod achtte. Daartegen richt klager zich in beroep.

De redenering van de beklagcommissie is op zichzelf te volgen (vergelijk recent bijvoorbeeld RSJ 29 augustus 2023, 22/27056/GA, en RSJ 14 april 2023, 22/27837/GA). Maar dat wil niet zeggen dat er in beklag nooit ruimte meer kan zijn voor het toekennen van een tegemoetkoming, als de directeur op enig moment een passende compensatie heeft aangeboden (bijvoorbeeld conform de standaardbedragen van de RSJ).

In dit geval vindt de beroepscommissie het, met de nadere toelichting van klagers raadsman, begrijpelijk dat klager het op zichzelf passende aanbod niet direct heeft geaccepteerd. Dit is hem – zo heeft klager onbetwist gesteld – vluchtig aangeboden tijdens het sporten, met een take it or leave it¬-karakter (onder de voorwaarde dat klager het beklag zou intrekken), terwijl de raadsman het beklag namens klager had ingesteld. Het is daarnaast ook niet bekend of de directeur klager erop heeft gewezen dat hij hem het standaardbedrag aanbood.

Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat klager een tegemoetkoming toekomt. Zij ziet geen aanleiding een vorige klacht te betrekken bij het bepalen van de hoogte daarvan. De beroepscommissie zal het beroep inzake beklag a. dus gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en aan klager een tegemoetkoming toekennen van €12,50.

Beklag b.
Het beklag is gericht tegen de algemene regel dan wel situatie dat op de AIT maar een half uur geestelijke verzorging werd aangeboden aan rooms-katholieke gedetineerden (ook al was klager destijds de enige die dit aanging). Daartegen staat alleen beklag open, als sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. Het is dan ook de vraag of het aanbieden van een half uur rooms-katholieke geestelijke verzorging per week kan worden aangemerkt als ‘voldoende geestelijke verzorging’, zoals bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Pbw.

De beroepscommissie is – onder verwijzing naar haar oordeel in RSJ 13 februari 2023, R 20/7558/GA – van oordeel dat het aanbod als voldoende kan worden aangemerkt. Een uur geestelijke verzorging mag gebruikelijk zijn, maar dat betekent nog niet dat wanneer dit niet mogelijk is, moet worden geoordeeld dat de directeur niet voor voldoende geestelijke verzorging zorgdraagt. Daarbij komt dat klager door de omstandigheden één-op-één geestelijke verzorging kreeg aangeboden. In die zin gaat de vergelijking ook niet op met de islamitische geestelijke verzorging die wél een uur duurde. Daar namen immers meerdere gedetineerden tegelijkertijd aan deel.

Het is de beroepscommissie overigens niet bekend of klager de mogelijkheid had om (wekelijks) via een radio, televisie of anderszins (digitaal) naar een kerkdienst te kijken of te luisteren. Het strekt in z’n algemeenheid tot aanbeveling om – waar mogelijk – te voorzien in dergelijke alternatieven.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b. vernietigen voor zover in beroep aan de orde en klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Uitval van geestelijke verzorging
Naast de duur van de geestelijke verzorging, heeft klager ook benoemd dat de geestelijke verzorging niet altijd doorging en dat het moment soms wisselde. Het is echter niet duidelijk wanneer dit was. De beklagcommissie heeft hier niet over geoordeeld en de beroepscommissie weet ook niet of klager dit punt ter illustratie heeft aangevoerd of dat hij dit als zelfstandig beklagonderdeel had willen voorleggen. In dat laatste geval zou het beklag overigens onvoldoende nauwkeurig zijn, maar de beroepscommissie gaat hier tegen deze achtergrond niet verder op in.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover (inzake beklag a.) in beroep aan de orde en kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover (inzake beklag b.) in beroep aan de orde en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.


Deze uitspraak is op 6 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven