Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33663/GA en 23/33664/GA, 6 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33663/GA en 23/33664/GA

                                  

Betreft [klager]

Datum 6 februari 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het nog niet (c.q. niet tijdig) opleggen van een disciplinaire straf naar aanleiding van een positieve urinecontrole (ZB 2022-607; in beroep 23/33663/GA);

b.         het nog niet (c.q. niet tijdig) beslissen over klagers – eventuele – promoveren (ZB 2022-608; in beroep 23/33664/GA).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 8 mei 2023 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager tegemoetkomingen toegekend van €22,50 (beklag a.) en €15,- (beklag b.). De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Heerhugowaard gehoord op de zitting van 31 oktober 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. Klager bevindt zich inmiddels in vrijheid. De beroepscommissie heeft hem op behoorlijke wijze opgeroepen voor de zitting, maar hij is daar niet verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur inzake beklag b.

In het multidisciplinair overleg (MDO) wordt teruggekeken naar de afgelopen zes weken. De vorige beslissing was van 13 mei 2022. Tussen 27 juni en 1 juli had klager dus in het MDO moeten worden besproken en de week erna in de vrijhedencommissie (VC). Klager is echter al besproken in het MDO op 23 juni 2022 en vóór 1 juli 2022 in VC.

Voor de bespreking in het MDO op 23 juni 2022 had klager een te laag kreatininegehalte bij een urinecontrole. Eigenlijk was dat al voldoende voor niet-promoveren wegens ontoelaatbaar gedrag. Het MDO adviseerde echter om klager niet direct uit te sluiten van promotie voor zes weken, maar om de beslissing aan te houden totdat klager opnieuw urine zou hebben afgestaan. De rest van zijn gedrag was namelijk wel goed. Klager heeft dus het voordeel van de twijfel gekregen. Op 29 juni 2022 is een nieuwe urinecontrole afgenomen. Daarbij scoorde klager positief op THC. Vervolgens heeft de vrijhedencommissie (VC), op 6 juli 2022, beslist om klager voor de duur van zes weken niet te promoveren. Op 7 juli 2022 is deze beslissing aan klager uitgereikt.

Gelet op het voorgaande is klager binnen de gestelde termijnen besproken en op juiste gronden niet gepromoveerd. Een tegemoetkoming is in elk geval niet op z’n plek, want klager had nooit in het plusprogramma moeten komen in deze periode.

 

Standpunt van klager

Klager heeft niet op het beroep gereageerd.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Een gedetineerde kan formele punten, zoals het niet-onverwijld opleggen van een disciplinaire straf, aan de orde stellen bij een beklag tegen die opgelegde disciplinaire straf. Klager beklaagt zich echter al vóór de (door hem verwachte) oplegging van de disciplinaire straf erover dat die niet tijdig zal worden opgelegd. Er was dus op het moment van instellen van het beklag nog geen sprake van een beslissing waartegen beklag kon worden ingesteld. De beroepscommissie zal dit beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in beklag a.

 

Beklag b.

In artikel 1d, zesde lid van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) staat dat “de directeur […] de periode [bepaalt] gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken.”

De directeur interpreteert deze bepaling kennelijk zo dat de gedetineerde zes weken na de vorige promotie- of degradatiebeslissing opnieuw moet worden besproken in het MDO en (kort) daarna door de VC, waarna de directeur de nieuwe beslissing neemt. De beroepscommissie ziet dit anders en is van oordeel dat zes weken na de vorige beslissing een nieuwe beslissing moet worden genomen. Weliswaar kan er dan (mogelijk) een korte periode niet worden meegenomen door het MDO en de VC, maar eventuele negatieve gedragingen in die periode kan de directeur alsnog meewegen in diens beslissing. Die kan daar immers ook op een andere manier van op de hoogte wordt gebracht (bijvoorbeeld door een schriftelijk verslag).

Overigens is voor de VC niet per se een rol weggelegd. In de toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2014, nr. 4617) wordt immers alleen gesproken over de adviserende taak van het MDO. Het staat de directeur natuurlijk wel vrij om ook advies van de VC in te winnen.

Vast staat dat klager op 13 mei 2022 de laatste beslissing had ontvangen. Overigens stond daarin ook – correct dus – vermeld: “Over zes weken zal ik wederom een besluit nemen naar aanleiding van uw gedrag gedurende deze periode op basis van een advies van het MDO”. Op 24 juni 2022 had de directeur dan ook een nieuwe beslissing moeten nemen.

In dit specifieke geval speelt ook nog dat klager op 23 juni 2022 een te lage kreatininewaarde had bij een urinecontrole en dat de directeur hem de gelegenheid wilde geven om nogmaals een urinecontrole af te geven, voordat zou worden beslist over eventueel promoveren.

De beroepscommissie kan deze overweging wel volgen, maar de Regeling staat dit niet toe. Als de directeur met deze insteek, maar conform de Regeling had willen handelen, dan had klager op 24 juni 2022 een beslissing tot niet-promoveren voor de duur van zes weken moeten ontvangen, waarna bij een negatieve urinecontrole een nieuwe beslissing kon worden genomen. Die ruimte komt de directeur in redelijkheid wel toe. En op die manier kan – in bijzondere omstandigheden – dus alsnog in het voordeel van klager worden afgeweken, maar hoeft hij niet langer dan zes weken te wachten op een beslissing over eventueel promoveren.

Geen tegemoetkoming

De beroepscommissie is het met de directeur eens dat een tegemoetkoming in dit geval niet op zijn plaats is, omdat klager in de relevante periode ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond door ongeldig of positief te scoren bij de afgenomen urinecontroles. (Alleen) daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend en de uitspraak van de beklagcommissie voor het overige bevestigen, met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag a. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b. voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend. Voor het overige bevestigt zij de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 6 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven