Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34005/TA, 21 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34005/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    21 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a.    het niet mogen ontvangen van geld van zijn netwerk (K-2022-378);
b.    het niet mogen opnemen van €350,- voor een winterjas en kleinere bedragen voor Kerst en Oud en Nieuw (K-2022-398);
c.    het zonder klagers toestemming terugstorten van een bedrag van €150,- aan klagers broer (K-2023-10).

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal heeft op 11 mei 2023 klager niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a en b en het beklag onder c ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. J.J. Weldam heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, en […], teammanager bedrijfsvoering, gehoord op de zitting van 25 oktober 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsman heeft schriftelijk aangegeven dat hij en klager niet aanwezig zijn bij de zitting. 

Het lid van de beroepscommissie mr. drs. F.M.J. Bruggeman was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn, maar beslist mee op basis van de stukken en het besprokene ter zitting.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag onder a en b: De beklagcommissie heeft ten onrechte niet onderkend dat niet sprake is van exact hetzelfde onderwerp als in de eerdere uitspraak van de beklagcommissie van 3 augustus 2022. Bovendien gaat de instelling niet consequent om met het ontvangen van geld van derden en de beoordeling van verzoeken daaromtrent. 
Bij beklag onder b is verder sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. De vraag of klager een bedrag van €350,- mocht opnemen voor de aankoop van een jas is niet vergelijkbaar met de klachten die hebben geleid tot de uitspraak van de beklagcommissie van            3 augustus 2022.

Beklag onder c: De beklagcommissie heeft ten onrechte niet onderkend dat het beleid van de instelling niet eenduidig is en het hoofd van de instelling niet voldoende heeft gemotiveerd waarom klager het ontvangen geldbedrag terug moest storten. De instelling heeft zelf onduidelijkheid geschapen met het beleid rondom het ontvangen van gelden. Het is niet altijd niet toegestaan. Rondom de feestdagen zou het ontvangen van gelden wel zijn toegestaan. Ontvangen geldbedragen worden niet altijd teruggestort. Het geld kan ook op een beheerrekening blijven staan. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Beklag onder a en b: Klager heeft hier eerder over geklaagd en is op de hoogte van het algemene beleid. Niet is gezegd dat klager zijn netwerk onder druk zet. Het gaat er in het algemeen om dat voorkomen moet worden dat patiënten hun netwerk onder druk zetten. Vaak is onbekend hoe de verhoudingen zijn. Er zijn uitzonderingen mogelijk. Klager weet dat, maar dient geen verzoek in. Hij zoekt daarin voortdurend de grenzen op. Klager is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. 
Als de beroepscommissie klager wel ontvankelijk acht in de klacht onder b, wordt verzocht dit ongegrond te verklaren. Klager heeft een bedrag van €200,- mogen opnemen voor het kopen van een goede winterjas en heeft de door hem gewenste jas ook voor dat bedrag gekocht.

Beklag onder c: Het bedrag van €150,- is in het kader van het beheer over klagers geld teruggestort. Het is niet wenselijk een dergelijk groot bedrag zonder toestemming op de beheerrekening te laten staan, omdat dan een verkeerd signaal wordt afgegeven. 

 

3. De beoordeling
Beklag onder a en c
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht onder a en terecht het beklag onder c ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

Beklag onder b
Dit beklag richt zich niet tegen het algemene beleid, maar tegen concrete beslissingen in het kader van de bevoegdheid van het hoofd van de instelling tot het beheer van eigen geld van een verpleegde op grond van artikel 40, tweede lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden op door klager gedane verzoeken tot opname van zijn geld. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld RSJ 27 augustus 2012, 12/1426/TA en RSJ 16 mei 2014, 13/3995/TA) is daarmee sprake van een beperking van het eigendomsrecht van een verpleegde, waartegen op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden beklag openstaat. Klager kan daarom in dit onderdeel van zijn beklag worden ontvangen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager gelet op zijn inkomen en saldo op zijn rekening in december 2022 €200,- in plaats van het door hem verzochte bedrag van €350,- heeft mogen opnemen voor de aanschaf van een goede winterjas, en gelet op eerdere geldopname €50,- in plaats van de door hem gevraagde €90,- heeft mogen opnemen voor de markt en de feestdagen eind 2022. Deze beslissingen zijn niet in strijd met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin onredelijk of onbillijk te noemen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in beklag onder b, maar dit beklag ongegrond verklaren.

 


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a en c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. 

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. drs. F.M.J. Bruggeman, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven