Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29339/GA, 27 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer                                                     22/29339/GA

                                                                                                                                                           

Betreft                                                        [klager]

Datum                                                        27 november 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het openen van geprivilegieerde post die klager aan zijn advocaat heeft gestuurd.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave heeft op 8 september 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (GO-2022/409). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Grave (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagcommissie heeft ten onrechte geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat de envelop in de inrichting is geopend. Er is sprake van een omkering van de bewijslast die niet kan worden volgehouden. Klager heeft de brief gesloten ingeleverd in de PI. De raadsvrouw heeft de envelop ontvangen waarbij duidelijk zichtbaar was dat de envelop aan de bovenzijde van hoek tot hoek is geopend door verscheuring van de vouwlijn (met een briefopener of soortgelijk voorwerp) en vervolgens is dichtgeplakt met plakband. Er is geen enkele reden te veronderstellen dat dit na het verlaten van de inrichting is gebeurd, gezien het feit dat PostNL de bezorging heeft gedaan. Het wordt overigens ook niet ontkend door de directeur. Dat er – zonder onderbouwing – door de directeur wordt gesteld dat niet is vast te stellen dat het openen wél in de PI is gebeurd, gaat niet aan. Er kan immers evengoed niet worden vastgesteld dat de brief niet in de PI is geopend en vervolgens dichtgeplakt.

Op twee plekken kan de post geopend zijn: in de PI en in het PostNL-proces. Het openen van post door PostNL gebeurt nooit. Dit zou hun geloofwaardigheid en bedrijfsbelangen ernstig aantasten. Als het openen in het PostNL-proces zou zijn gebeurd door een mechanische oorzaak, dan is er een beschadiging zichtbaar aan de envelop, maar wordt die niet dichtgeplakt. Zeker niet op zorgvuldige wijze zoals in casu is gebeurd.

De stellingen van de directeur zijn algemeen, en zien niet op dit specifieke poststuk. Er is kennelijk geen onderzoek naar dit poststuk gedaan, wat maakt dat de stelling van de directeur niet onderbouwd is en bovendien het gestelde in beklag niet kan weerleggen. Daarbij is van wezenlijk belang dat klager niet de mogelijkheid heeft om op andere wijze post te verzenden en aan de zorgvuldigheid – en betrouwbaarheid – van de PI ten aanzien van het verzendproces hoge eisen mogen worden gesteld.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn verweerschrift dat hij heeft ingediend in de beklagprocedure. Er is geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klager stelt dat zijn advocatenpost in de inrichting is geopend. Dat is niet gebleken. Post bestemd voor geprivilegieerde contacten die op de juiste wijze wordt aangeboden, wordt niet geopend. Klager heeft tijdens de zitting in beklag verklaard dat hij de post op voorgeschreven wijze heeft aangeboden. Het proces aangaande te verzenden post verloopt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Op eventuele externe factoren met betrekking tot de te verzenden post, heeft de directeur geen invloed.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in het beklag

Gelet op het standpunt van de directeur staat vast dat door of namens hem niet uitdrukkelijk is beslist om klagers geprivilegieerde post, die hij aan zijn raadsvrouw heeft gestuurd, te openen. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Pbw.

In dat geval is de vraag of de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate jegens hem tekortschiet in zijn verzorgende taken. Klager stelt dat de geprivilegieerde post die hij aan zijn raadsvrouw heeft gezonden, door de directeur is geopend. De beroepscommissie begrijpt uit de stukken dat de klacht ziet op een eenmalig incident. Het gaat daarom niet om structureel tekortschieten in de verzorgende taken. Het openen van geprivilegieerde post is echter wel een zodanige inbreuk op klagers recht op vertrouwelijke communicatie met – in dit geval – zijn advocaat, dat daartegen naar het oordeel van de beroepscommissie ook bij een incident moet kunnen worden geklaagd (vergelijk RSJ 1 september 2023, 22/30331/GA). Gelet daarop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Inhoudelijk

Duidelijk is dat de stellingen van klager en de directeur lijnrecht tegenover elkaar staan. In het dossier is geen enkele informatie voorhanden die een van de twee standpunten ondersteunt. Het is aan de beroepscommissie om te beoordelen of zij aannemelijk acht dat de directeur (of een van de medewerkers van de inrichting) de geprivilegieerde post van klager heeft geopend voor het verlaten van de inrichting en de directeur daarmee is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. De beroepscommissie acht dit niet aannemelijk geworden. Hoewel zij begrijpt dat onderbouwing van het standpunt in voorkomende gevallen niet eenvoudig is, is de enkele stelling van klager en zijn advocaat dat sprake is geweest van het openen van geprivilegieerde post, onvoldoende om tot die conclusie te komen. 

Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk geworden dat de directeur in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Daarom moet het beklag ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 27 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven