Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33658/GA, 20 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer                                                     23/33658/GA                                                                                                                                                    

Betreft                                                        [klager]

Datum                                                        20 november 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen van zijn casemanager.

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 1 mei 2023 het beklag gegrond verklaard, voor zover dit ziet op de gebrekkige communicatie van de casemanager met betrekking tot de voortgang van zijn verlofaanvragen en faseringstraject, en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (ZS-ZZ-2022-746). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, voor zover het beklag gegrond is verklaard.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Volgens klager was sprake van gebrekkige communicatie van de casemanager met betrekking tot de voortgang van klagers verlofaanvragen en faseringstraject, waardoor er vertraging in het traject is ontstaan. Op herhaalde informatieverzoeken van klager en zijn raadsman zou nimmer zijn gereageerd. De casemanager heeft gelet hierop onvoldoende voortvarend gehandeld in de periode tussen 26 september 2022 en medio december, aldus klager.

De directeur heeft aangegeven dat klager wel degelijk tijdig is geïnformeerd over zijn faseringstraject. Verder ontbrak een schriftelijk en ondertekend schrijven van klager waarin hij zijn raadsman machtigt om informatie op te vragen. Daarbij komt dat de casemanager geen gesprekspartner is van de raadsman, maar van klager.

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat op 30 september 2022 een gesprek tussen klager en zijn casemanager heeft plaatsgevonden. In dit gesprek heeft klager aangegeven dat hij zou willen faseren. Aan klager is de procedure uitgelegd, waaronder dat hij meerdere praktische zaken diende te regelen. Nu klager nog niet beschikte over een legitimatiebewijs, konden er nog geen adviezen worden aangevraagd met betrekking tot klagers plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling. Op 15 november 2022 heeft klager aangegeven verlof te wensen voor het aanvragen van een paspoort, maar hem is medegedeeld dat dit niet nodig is, nu de gemeente naar de inrichting zou komen. Uiteindelijk is het paspoort op 1 december 2022 opgehaald en in klagers fouillering geplaatst. Klager heeft een kopie ontvangen.

Op 6 december 2022 heeft vervolgens opnieuw een gesprek met klager plaatsgevonden. Hij heeft opnieuw aangegeven te willen faseren. Naar aanleiding hiervan zijn vervolgens verschillende adviezen opgevraagd. Ook hierbij heeft de casemanager klager ondersteuning geboden, onder meer door voor hem een werkgever te benaderen voor een werkplek. Op 15 december 2022 is aan klager ook nog een overzicht van zijn faseerdata verstrekt, waar hij, voor zover bekend, begin december om had verzocht. Klager is tussentijds overgeplaatst, waarna het faseringstraject verder is doorlopen.

Uit de e-mails van de raadsman maakt de beroepscommissie overigens ook op dat klager tussentijds op de hoogte werd gehouden van afspraken die werden gepland, bijvoorbeeld met betrekking tot het regelen van een paspoort, waaruit kan worden afgeleid dat wel degelijk met klager gecommuniceerd werd over het verloop van het traject.

De beroepscommissie acht het, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk geworden dat klager door zijn casemanager niet of onvoldoende is geïnformeerd omtrent zijn verlofaanvraag en zijn faseringstraject. Met hem is meerdere malen gesproken over het traject en de casemanager heeft op adequate wijze stappen ondernomen om het faseringstraject in gang te zetten. Het is om die reden eveneens onvoldoende aannemelijk geworden dat klager, door toedoen van zijn casemanager, vertraging heeft opgelopen in zijn faseringstraject.

De beroepscommissie wenst ten overvloede op te merken dat het wenselijk was geweest als de casemanager adequater was omgegaan met de informatieverzoeken vanuit de raadsman. Nu de beroepscommissie echter van oordeel is dat klager voldoende is geïnformeerd door de casemanager, acht zij dit van onvoldoende zwaarwegend belang om op grond daarvan te oordelen dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en het beklag in zoverre alsnog ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde, en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 20 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit   mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven