Nummer: 08/1361/GB - eindbeslissing
Betreft: [klager] datum: 13 oktober 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Delft, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op 15 juli 2008 heeft de beroepscommissie in een tussenbeslissing de behandeling van het beroep aangehouden voor het horen van klager en het verrichten van een onderzoek naar het in de locatie Esserheem geldende regime. Op 30 juli 2008 is klager,
bijgestaan door zijn raadsvrouw, en de selectiefunctionaris, [...], gehoord in de locatie Esserheem van de gevangenis Veenhuizen. Van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waren aanwezig [...] en [...], juridisch medewerkers.
Van het apart gevoerde gesprek met de unit-directeur is bijgevoegd verslag opgemaakt, dat aan klager, zijn raadsvrouw en de selectiefunctionaris voor reactie is toegezonden. Van de selectiefunctionaris is op 18 augustus 2008 een reactie op het verslag
ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 25 januari 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Alphen
aan den Rijn. Op 13 november 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In haar uitspraak van 20 maart 2008 met nummer 07/3305/GB heeft de beroepscommissie het eerder door klager ingestelde beroep tegen de overplaatsing gegrond verklaard. Klager heeft op 15
april 2008 een nieuwe beslissing van de selectiefunctionaris ontvangen, waarin klager andermaal wordt geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen.
Klager vindt dit een onjuiste gang van zaken. Bovendien is de nieuwe beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd. Klager heeft concrete en belangrijke bindingen met en in Nederland. Hij heeft drie zoontjes, die in Nederland
verblijven. De familie van klager woont in Leiden en Amsterdam. De reis naar Veenhuizen is tijdrovend, intensief en op zijn minst lastig in te plannen voor klagers familie en vrienden. Gelet op zijn strafrestant zal klager bij een ongewijzigd verblijf
in Veenhuizen, nog jaren verblijven op een locatie ver verwijderd van zijn directe familie. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 23 september 2011. Dat klager tot op heden niet tot nauwelijks bezoek heeft ontvangen, doet daar niet aan af.
Klager wil de komende jaren in staat worden gesteld daadwerkelijk contacten te onderhouden. Klager is destijds in de gevangenis Alphen aan den Rijn geplaatst, teneinde contact met zijn familie mogelijk te maken. De argumenten die de
selectiefunctionaris
nu hanteert voor handhaving van klagers plaatsing in de gevangenis Veenhuizen, stonden destijds een plaatsing in Alphen aan den Rijn niet in de weg.
Er heeft geen individuele afweging plaatsgevonden. Slechts de status van klager heeft tot het inrichtingsadvies van de inrichting geleid om hem te selecteren voor de gevangenis Veenhuizen. De individuele belangen van klager dienen zwaarder te wegen dan
de status van klager en het personeelsgebrek. Over de status van klager en zijn toekomstige uitzetting bestaan overigens onduidelijkheden. Hoe deze zich de komende jaren zullen ontwikkelen, is niet te voorspellen.
Ter zitting van 30 juli 2008 heeft klager benadrukt dat voor hem het persoonlijke verhaal van belang is. Klager volgt geen onderwijs. In de locatie Esserheem bestaat een lange wachtlijst voor onderwijs. Klager kent één gedetineerde die Nederlandse les
volgt. Hij weet niet of ook ander taalonderwijs (Engelse les) wordt aangeboden. Het onderwijs is één keer per week. Klager volgt arbeid. Hij werkt op de afdeling beton. In Esserheem is verlof niet mogelijk. Klager kent gedetineerden die verlof hebben
aangevraagd, maar hun aanvragen zijn afgewezen.
Namens klager wordt nog aangevoerd dat klager tijdens zijn verblijf in de p.i. De Zwaag geen behoefte had aan bezoek, omdat zijn strafzaak nog in cassatie liep. Deze behoefte was wel aanwezig in Alphen aan den Rijn. Klager vraagt zich af of het niet
efficienter is om gedetineerden met een nog lang strafrestant pas in de laatste periode van hun detentie over te plaatsen naar de bijzondere voorziening.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit navraag bij de gevangenis Veenhuizen, locatie Esserheem, is gebleken dat arbeid en educatie wel degelijk worden aangeboden; Verloftoekenning en detentiefasering
zijn
niet structureel uitgesloten. Gelet op het feit dat veel gedetineerden na hun detentie geen rechtmatig verblijf in Nederland meer hebben, zullen veel aanvragen om die reden niet gehonoreerd worden. Er vindt echter een individuele afweging plaats.
Klager
verwijst in zijn beroepschrift naar de beperkte bezoekmogelijkheden in Veenhuizen. In de locatie Esserheem bestaat de mogelijkheid bezoek te ontvangen. Weliswaar is Veenhuizen lastiger te bereizen dan de inrichtingen in het westen van het land, bezoek
in Veenhuizen is echter niet totaal onmogelijk. Overigens staat in de selectierapportage van 6 november 2007 van de gevangenis Alphen aan den Rijn niets vermeld over bezoek dat klager daar heeft ontvangen, terwijl Alphen aan den Rijn op een acceptabele
afstand ligt van Amsterdam en Leiden. Ook gedurende het verblijf van klager in de p.i. Zwaag, dat 27 maanden heeft geduurd, heeft klager geen bezoek ontvangen vanwege de afstand.
In de nieuwe beslissing is prioriteit gegeven aan het feit dat de capaciteit in het westen van het land voornamelijk wordt benut voor gedetineerden die in aanmerking komen voor het Terugdringen Recidive-traject (hierna: TR-traject) ter voorkoming van
recidive. Klager komt vanwege zijn status niet in aanmerking voor het TR-traject. Gelet hierop is het door klager ingediende bezwaar tegen zijn plaatsing in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
Ter zitting van 30 juli 2008 is door de selectiefunctionaris betoogd dat de directeur van Esserheem heeft verzekerd dat er een aanbod is van onderwijs en arbeid en dat er een verloftoetsing plaatsvindt. Er is geen algemeen beleid op grond waarvan
strafrechtelijke vreemdelingen niet in aanmerking komen voor verlof. Er wordt voldaan aan de minimumeisen van een algeheel regime. Wat betreft het beperkte aanbod aan onderwijs kunnen klagers zich wenden tot de beklagcommissie. De selectiefunctionaris
kan de stelling dat gedetineerden vanwege de uitspraak van de beroepscommissie worden uitgeplaatst niet verifiëren. Het ministerie wil uitzetting bevorderen. Uit oogpunt van efficiency is het dan logisch te kiezen voor locaties met medewerkers van
DT&V.
Dit geldt voor de locatie Esserheem.
De vertegenwoordiger van DJI merkt ter zitting van 30 juli 2008 op dat het algehele regime in de voorzieningen van de strafrechtelijke vreemdelingen niet verschilt van het regime in de overige inrichtingen met een algeheel regime. Om die reden is de
differentiatie geregeld in een beleidskader. Het uitgangspunt bij plaatsing van gedetineerden is plaatsing in de regio (regionalisering). Omdat resocialisatie bij strafrechtelijke vreemdelingen niet aan de orde is en de regionale plekken in het westen
van het land nodig zijn voor andere groepen, is ervoor gekozen de capaciteit in de locatie Esserheem te benutten voor strafrechtelijke vreemdelingen.
Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie dat de voorziening in de locatie Esserheem dient te worden beschouwd als een bijzondere opvang is een voorstel tot wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden voor
advies
voorgelegd aan de RSJ. Het ministerie hoopt per 1 oktober a.s. deze wijziging in werking te laten treden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. In het ‘Beleidskader plaatsing strafrechtelijke vreemdelingen’ heeft de Minister zijn beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van de detentie van strafrechtelijke vreemdelingen. In haar uitspraak van 20 maart 2008 met nummer 07/3305/GB heeft de
beroepscommissie een eerder door klager ingediend beroep tegen zijn plaatsing in de voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen in de locatie Esserheem gegrond verklaard. De beroepscommissie oordeelde dat het regime van de locatie Esserheem moet
worden gezien als een bijzondere opvang gelet op het ontbreken van educatie-activiteiten en het structureel niet verlenen van verlof en het niet toelaten van de aldaar gedetineerden tot detentiefasering. Bovendien is de verblijfsstatus van de
gedetineerde beslissend voor de selectie. Voornoemd beleidskader kan niet tot het benodigde wettelijke kader worden gerekend.
4.4. Uit het op 30 juli 2008 gehouden onderzoek door de beroepscommissie komt naar voren dat het algeheel regime in de gevangenis Veenhuizen voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Weliswaar is gebleken dat het aanbod aan onderwijs beperkt
is,
maar er is geen sprake van het structureel ontbreken van onderwijs. Wat betreft de verlofverlening is gebleken dat dit zelden plaatsvindt. De directeur geeft aan dat verlof alleen wordt toegestaan bij een bezoek aan ziekenhuis of rechtbank. Nu op grond
van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting de ongewenstverklaring en uitzetting na detentie leidt tot een weigering van het verlof, kan niet in zijn algemeenheid geoordeeld worden dat de minimale
verlofmogelijkheden strijdig zijn met de wet. Omtrent de arbeid is gebleken dat hiervan voldoende aanbod in de inrichting aanwezig is. Het TR-programma is niet van toepassing in deze inrichting.
De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen dient te worden beschouwd als een bijzondere opvang zoals bedoeld in artikel 14 van de Pbw, waarbij de verblijfsstatus van de gedetineerde bepalend is voor zijn selectie. In hoofdstuk IV van de
Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden de inrichtingen en afdelingen voor bijzondere opvang genoemd. De voorziening voor strafrechtelijke vreemdelingen wordt aldaar niet aangewezen als een inrichting of
afdeling voor bijzondere opvang. De voor de locatie Esserheem te Veenhuizen bestaande bestemmingsaanwijzing van 30 april 2007, kenmerk 5481731/07/DJI, betreffende de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen, spreekt evenmin over een separate inrichting of
afdeling voor de opvang van strafrechtelijke vreemdelingen. In de brief van 18 augustus 2008 bevestigt de selectiefunctionaris dat de bestemmingsaanwijzing niet in die zin is gewijzigd.
Nu in de regelgeving een grondslag voor de bestreden beslissing ontbreekt, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 13 oktober 2008
secretaris voorzitter