Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36237/GV, 15 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/36237/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    15 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 september 2023 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. G. Palanciyan, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling
Klager is sinds 24 augustus 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 
24 maanden met aftrek, wegens faillissementsfraude. De datum waarop klager in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op          12 augustus 2025.

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Volgens het tweede lid van deze bepaling dient de gedetineerde aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van vier weken, zodat hij de onderhandelingen inzake een distributieovereenkomst kan afronden, een nieuwe bestuurder kan benoemen en inwerken, met (buitenlandse) klanten en leveranciers telefonisch en/of digitaal contact kan onderhouden en nog enkele andere zakelijke handelingen kan verrichten. Klager heeft bij de indiening van zijn verlofaanvraag en in beroep uiteengezet waarom zijn persoonlijke aanwezigheid bij deze zaken noodzakelijk is. Hij betwist dat hij de overdracht van zijn onderneming al voor aanvang van zijn detentie kon realiseren. Verder weerspreekt hij dat hij zich aan zijn detentie zal onttrekken door tijdens de gevraagde strafonderbreking naar het buitenland te gaan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder het verzoek om strafonderbreking in redelijkheid kunnen afwijzen. Artikel 38, tweede lid, van de Regeling vereist dat de persoonlijke aanwezigheid van de gedetineerde noodzakelijk is. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat aan deze voorwaarde niet is voldaan.  Klager had er namelijk redelijkerwijs rekening mee kunnen houden dat hij een 24 maanden durende detentie diende te ondergaan. Hij had vóór aanvang van zijn detentie, nu hij op 16 mei 2022 in hoger beroep is veroordeeld en op 6 juni 2023 in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, ruimschoots de tijd om alle maatregelen te treffen die hij nodig achtte om zijn zakelijke belangen veilig te stellen. 

Reeds vanwege het voorgaande kan de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De overige gronden waarop deze beslissing is gebaseerd behoeven daarom geen bespreking. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 15 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven