Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0525/TR-II, 1 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/525/TR-II

betreft: [klager] datum: 1 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.P. van Dijk, namens

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van 19 februari 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw mr. C.P. van Dijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Bij uitspraak 08/525/TR-I van 30 juli 2008 heeft de beroepscommissie het beroep, voor zover gericht tegen de impliciete beslissing van de Staatssecretaris tot het, in afwijking van het advies van de rechter, bepalen dat klaagster niet na het
onherroepelijk worden van de betreffende rechterlijke uitspraak in aanmerking komt voor plaatsing in een tbs-inrichting, aangehouden in afwachting van nadere informatie van de Staatssecretaris.
De op 25 augustus 2008 ontvangen nadere informatie van de Staatssecretaris is ter kennisneming doorgezonden aan klaagster en haar raadsvrouw mr. C.P. van Dijk.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing van 19 februari 2008
De Staatssecretaris heeft impliciet, in afwijking van het advies van de rechter, bepaald dat klaagster niet na het onherroepelijk worden van de betreffende rechterlijke uitspraak, in aanmerking komt voor plaatsing in een tbs-inrichting.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 22 november 2007 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat zij van overheidswege zal worden
verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klaagster én aansluitende aanvang van haar tbs is 29 augustus 2010.
Bij brief van 19 februari 2008 heeft de Staatssecretaris klaagster meegedeeld dat bovengenoemde rechterlijke uitspraak op 7 december 2007 onherroepelijk is geworden, dat klaagster op of omstreeks 27 december 2008 eenderde van haar gevangenisstraf heeft
uitgezeten en vanaf die datum als Fokkenswachtende zal worden aangemerkt, dat de datum van aanvang van haar tbs ligt op 29 augustus 2010, dat zij vanaf die datum zal worden aangemerkt als tbs-passant en dat zij gelet op het tekort aan plaatsen in
forensisch psychiatrische centra op een wachtlijst komt te staan.
Klaagster verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis.

In de medische verklaring van 28 mei 2008 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Utrecht, wordt aangegeven dat klaagster op grond van haar psychische conditie geschikt is om langer in een p.i. te verblijven en
dat er geen aanleiding is haar met voorrang boven andere wachtenden die even lang of langer wachten, in een tbs-inrichting te plaatsen.

3. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster kan in haar beroep worden ontvangen op grond van artikel 69, eerste lid, ondere f, Bvt. De Staatssecretaris heeft immers in strijd met artikel 43, derde lid, onder a, Pm beslist klaagster niet op een eerder moment dan de eenderde-datum te
plaatsen, daar de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 22 november 2007 op grond van artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (de beroepscommissie leest: Strafrecht), heeft geadviseerd onmiddellijk aan te vangen met de verpleging na het
onherroepelijk worden van het vonnis. Dit vonnis is op 7 december 2007 onherroepelijk geworden. Het is de Staatssecretaris rechtens niet toegestaan om het advies van de rechtbank Amsterdam naast zich neer te leggen zonder nader onderzoek naar de
individuele omstandigheden van klaagster en verdere belangenafweging en behoorlijke motivering. De enkele verwijzing naar het capaciteitstekort is onvoldoende.
De toenmalige psychische gesteldheid van klaagster, waarop de rechtbank Amsterdam haar advies baseerde, en de huidige psychische en lichamelijke gesteldheid van klaagster vormen een dusdanige omstandigheid dat klaagster op een zo kort mogelijke termijn
behandeld dient te worden. Klaagster is detentieongeschikt. Zij is ernstig depressief en suïcidaal. Bovendien zijn oude klachten veroorzaakt door boulimia nervosa weer in hevige mate terug met alle bijhorende medische risico’s van dien. Dit maakt dat
zij niet pas op 27 december 2008 op een wachtlijst dient te worden geplaatst, te meer nu een dergelijke plaatsing een lange wachttijd voor klaagster met zich mee zou brengen nu slechts plaatsing op een vrouwenafdeling geïndiceerd lijkt.
Ook indien wordt geoordeeld dat klaagster niet detentieongeschikt is, is sprake van bijzondere omstandigheden die een eerdere behandeling rechtvaardigen. De ernstige stoornis en de aard van haar delict, waardoor contact met medegedetineerden uiterst
onplezierig is, haar depressiviteit, schuldgevoelens, sociale isolement en suïcidale gevoelens leiden er toe dat het verblijf in een p.i. een dagelijkse kwelling voor haar is en dat zij in ieder geval mentaal niet geschikt is om nog langer in detentie
te verblijven.
De beroepscommissie wordt derhalve verzocht primair te bepalen dat onmiddellijk uitvoering wordt gegeven aan het advies van de rechtbank Amsterdam en dat klaagster op grond van haar individuele omstandigheden op een zo kort mogelijke termijn wordt
behandeld, subsidiair de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te nemen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De brief van 19 februari 2008 kan niet worden aangemerkt als een voor beroep vatbare beslissing, nu deze slechts informatie geeft over een aantal uit de rechterlijke uitspraak voortvloeiende data.
Indien anders wordt geoordeeld, geldt dat niet is gehandeld in strijd met artikelen 43 Pm. Klaagster komt vanaf 27 december 2008 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs. Die datum bepaalt haar plaats op de wachtlijst voor selectie en
plaatsing in een tbs-inrichting.
Verder heeft de beroepscommissie bij uitspraak 04/2845/TR bepaald dat het capaciteitstekort een grond kan vormen om niet tot plaatsing te beslissen, in afwijking van het op grond van artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht gegeven advies van de
rechter, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals detentieongeschiktheid. Vanuit de inrichting waar klaagster verblijft zijn geen signalen daarover ontvangen. Indien vanuit de inrichting van verblijf alsnog signalen over detentieongeschiktheid
worden ontvangen, wordt actie ondernomen om plaatsing met voorrang te realiseren. Daarvoor bestaat thans geen aanleiding.
Klaagster is na het onherroepelijk worden van het vonnis van de rechtbank ingesloten in de p.i. Overijssel. Het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) beschikt niet over een selectieadvies van de selectiefunctionaris betreffende klaagster. De (mogelijke)
reden voor het niet volgen van de selectieprocedure is dat klaagster al onder de aandacht was bij gedragsdeskundigen (waaronder de foba en de inrichtingspsycholoog), die geen aanleiding zagen voor een eerdere plaatsing van klaagster. Dit wordt ook
bevestigd door het op 28 mei 2008 door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie uitgebrachte advies over klaagster. Desalniettemin heeft de selectiefunctionaris het PSC verzocht om alsnog advies over klaagster uit te
brengen.

4. De beoordeling
Ingevolge artikel 13, vierde lid, Wetboek van Strafrecht kan de veroordeelde tegen de beslissing tot niet plaatsing in afwijking van het advies van de rechter overeenkomstig het bepaalde in artikel 37b, tweede lid, Wetboek van Strafrecht binnen vier
weken na mededeling van die beslissing aan hem beroep instellen bij de beroepscommissie. Het bepaalde in hoofdstuk XVI Bvt is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 43, eerste en derde lid, Pm, voor zover in beroep van belang, bepaalt dat een tot gevangenisstraf veroordeelde aan wie tevens tbs met verpleging van overheidswege is opgelegd op advies van de rechter, bedoeld in artikel 37b, tweede lid, Wetboek
van Strafrecht, op een eerder tijdstip dan nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd, kan worden geplaatst.

Ingevolge artikel 28, tweede tot en met vierde lid, Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden geschiedt plaatsing van veroordeelden tot vrijheidsstraf en tbs-gestelden als bedoeld in artikel 13 Wetboek van Strafrecht in beginsel
op
het in artikel 42, eerste lid, Pm bepaalde tijdstip (datum waarop eenderde van de gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd), tenzij met inachtneming van artikel 43 Pm wordt besloten tot eerdere of latere plaatsing. De selectiefunctionaris (van het
gevangeniswezen) brengt, gehoord de directeur van de inrichting van verblijf, na ontvangst van de onherroepelijke rechterlijke uitspraak, advies uit aan het hoofd van het PSC, waarin eerstgenoemde ingaat op de vraag wanneer plaatsing in een
tbs-inrichting is geïndiceerd. Indien het hoofd van het PSC plaatsing in een tbs-inrichting geïndiceerd acht, brengt deze daarover advies uit aan de adviescommissie geestelijk gestoorde gedetineerden, waarna de Staatssecretaris beslist.

De beroepscommissie heeft de behandeling van het beroep aangehouden in afwachting van nadere informatie van de Staatssecretaris ter beantwoording van de vraag of en met welk resultaat de in artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van
gedetineerden voorgeschreven procedure is gevolgd en in hoeverre dit ten grondslag ligt aan het bepalen van de wachtlijstdatum op de in artikel 42, eerste lid, Pm genoemde datum.

Uit de op 25 augustus 2008 ontvangen informatie van de Staatssecretaris blijkt dat het PSC niet beschikt over een selectieadvies van de selectiefunctionaris en dat de selectiefunctionaris het PSC inmiddels heeft verzocht advies uit te brengen.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken vast dat de Staatssecretaris op 19 februari 2008 impliciet heeft beslist dat klaagster, in afwijking van het door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 22 november 2007 gegeven advies, niet onmiddellijk
na het onherroepelijk worden van het vonnis op 7 december 2007, in aanmerking komt voor plaatsing in een tbs-inrichting. Ten tijde van die beslissing was niet de in artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
voorgeschreven procedure gevolgd. Derhalve is beslist zonder te beschikken over de adviezen van de selectiefunctionaris en het PSC.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen zo spoedig mogelijk na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Zij bepaalt dat klaagster een tegemoetkoming toekomt en stelt deze vast op € 50,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op zo spoedig mogelijk na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 50,=

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven