Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35364/GV, 20 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35364/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    20 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 juli 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager zet zich zijn gehele detentieperiode in voor re-integratie en goed gedrag. Er is geen concrete aanleiding aanwezig die maakt dat klager misbruik zou maken van zijn geboden vrijheid. Daarnaast is het een wettelijke plicht om te beschikken over een geldig identiteitsbewijs. 

Standpunt van verweerder
Klagers raadsman is niet ingegaan op de overwegingen in de bestreden beslissing. 

Uit navraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met betrekking tot de voorgenomen ongewenstverklaring van klager is gebleken dat er geen sprake is van schorsende werking. Er is geen termijn verbonden aan de procedure die op 16 juni 2021 is gestart. De beslisambtenaar heeft klagers advocaat tot halverwege oktober 2023 de tijd gegeven om aan de IND kenbaar te maken of hij nog prijs stelt op een hoorzitting voorafgaand aan een beslissing. 

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 15 juni 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 24 mei 2024.

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan. In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om een identiteitsbewijs te verkrijgen bij de Letse ambassade. Uit de stukken blijkt dat de IND in november 2021 heeft aangegeven voornemens te zijn klager ongewenst te verklaren en zijn verblijfsrecht te beëindigen. Daarnaast blijkt uit de stukken dat die procedure nog loopt en dat geen sprake is van een schorsende werking. 

Op grond van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling, wordt verlof geweigerd in geval van een gedetineerde ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend. Gelet op het gegeven dat de procedure tot ongewenstverklaring ten aanzien van klager nog loopt en dat hieraan geen schorsende werking is verleend, is de bestreden beslissing juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 20 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven