nummer: 08/854/GA
betreft: [klager] datum: 29 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 maart 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) / ISD Amsterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de motivering van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen omdat klager personeel met geweld heeft aangevallen.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de manier waarop hij is veiliggesteld. Hij is het evenmin eens met de manier waarop het is omschreven in de rapportage. Deze weergave doet de waarheid geweld aan. Klager heeft niet aangevallen, deze formulering zou moeten
worden teruggedraaid. Klager heeft nooit iets aangeraakt, dit zou ook feitelijk, gelet op de afstand, niet mogelijk zijn. Klager is helemaal niet bij de deur geweest, al had hij wel de intentie. Evenmin heeft klager geprobeerd een personeelslid uit de
cel te duwen. Klager heeft geen problemen met de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel, omdat hij door de afzondering tot rust kon komen.
De straf is opgelegd door de heer Boon. Hij is vervanger van de psycholoog. Er was geen afdelingshoofd aanwezig.
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De heer Boon is afdelingshoofd van de FOBA. Bij ministeriele beschikking is aan afdelingshoofden van de FOBA de bevoegdheid gegeven
ordemaatregelen op te leggen na overleg met de behandelcoördinator. Zij zijn voor het overige niet aangewezen als plaatsvervangend directeur.
3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ordemaatregel is opgelegd door het hoofd FOBA de heer Boon, die bij ministeriele beschikking van 11 mei 2007 is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 3,
derde lid, van de Pbw onder de hierna volgende voorwaarden:
‘(-)
2. De heer Boon is uitsluitend bevoegd tot het opleggen van ordemaatregelen als bedoeld in art 23, eerste lid, onder a. en b. en tweede lid, artikel 24, eerste lid op de gronden van artikel 23, eerste lid, onder a en b en artikel 24, derde lid, Pbw.
3. Bij beslissingen tot het opleggen van ordemaatregelen laat de heer Boon zich adviseren door de desbetreffende behandelcoördinator in de inrichting.’
Dit betekent dat een deel van de meest voorkomende bevoegdheden, namelijk het nemen van ordemaatregelen, wordt overgedragen aan een afdelingshoofd.
De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van een afdelingshoofd als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het nemen van bepaalde ordemaatregelen mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in
het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. De aanvullende voorwaarde zich te laten adviseren door de desbetreffende behandelcoördinator in de inrichting doet hier niet aan af. Nu een deugdelijke grondslag aan
de ordemaatregel is komen te ontvallen, moet de opgelegde maatregel nietig worden verklaard.
De uitspraak van de beklagrechter zal dan ook worden vernietigd, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Nu klager zelf heeft aangegeven de maatregel op zich te accepteren, zijn er geen gronden voor toekenning van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 augustus 2008
secretaris voorzitter